Fluweelzacht knuffeldier: de vleermuis

Haatdieren om van te houden
Het zal je maar gebeuren: alleen omdat je naam “bianfu” lijkt op “fu”, wat toevallig gezondheid betekent in het Chinees, en omdat veel mannen denken dat het eten van wilde dieren hen wild in bed maakt, eindig je tussen de bevers, stekelvarkens, vossen, marmotten, dassen, ratten, herten, cavia’s, slangen, kikkers, otters, schubdieren, ezels, honden, dromedarissen, kamelen, loewaks en civetkatten op de markt voor lekkere hapjes. Tot overmaat van ramp blijk je zo’n goed afweersysteem te hebben, dat je allerlei virussen in je kunt dragen zonder dood te gaan. Dan heb je geen imagoprobleem meer, dan ben je een imagoprobleem.

Vampier
Sommige mensen vinden iets fladderends in het donker sowieso al eng, dus je stond al op achterstand. Veel mensen geloven ook dat vleermuizen niets liever willen dan in hun haar vliegen, of erger nog vampiers zijn. Op foto’s zetten ze je ze vaak met je bek open waardoor je scherpe tandjes goed te zien zijn. Terwijl jij alleen maar je mondje open had om met je liefdesliedje een vrouwtje wilde lokken. En die tandjes zijn om harde insecten te kraken en  steekmuggen uit de lucht te halen. Foto’s van kleine vleermuisjes, zo groot als je duim, worden dan ook nog eens afgedrukt op A4 formaat (ongeveer 10 keer de werkelijke grootte). Zo wordt je snel haatdier nummer één op de wereld, ondanks het feit dat je menslijke broer, batman, toch een goede held is.

Nuttig
Vleermuizen zijn juist heel nuttige diertjes: ze spelen een belangrijke rol in het ecologisch evenwicht. Sommige vleermuizen zijn onmisbaar bij de verspreiding van zaden of de bestuiving van bloemen. Andere vleermuizen zijn belangrijke insectenverdelgers. Eén vleermuis vangt gemiddeld 1.500 muggen, vliegjes en motjes per nacht. Dat is ongeveer 40.000 per jaar. Omgerekend komt dat volgens de stadsecoloog neer op zo’n 13000 enge beestjes per Amsterdammer per jaar. Je wilt er echt niet aan denken dat die met zijn allen in je tuinhuisje op bezoek komen.

Handschoentjes
Er is in een vleermuissoort inderdaad erfelijk materiaal gevonden van een virus dat erg lijkt op het Coronavirus. Dat was alleen bij een Aziatische soort hoefijzerneusvleermuis, die komt hier niet voor. Bovendien kreeg geen mens het virus van een vleermuisbeet. De besmetting verliep waarschijnlijk via een “tussengastheer”, het schubdier, ook die hebben we hier niet. Bloedzuigende vleermuizen komen hier sowieso niet voor, daarvoor moet je naar Zuid-Amerika of Azië.

Wat wel gevaarlijk kan zijn is het rabiësvirus (hondsdolheid) dat voorkomt bij twee vleermuissoorten, waaronder de laatvlieger (Eptesicus serotinus), die veel in spouwmuren zit. Die kunnen mensen besmetten door te bijten maar dat doen ze echt alleen als je ze oppakt. Dus vind je een vleermuis, pak hem met handschoentjes aan en niet met je blote handen. Eigenlijk wel jammer, want ze hebben een zijdezacht bontvachtje, heerlijk om te strelen.

Liefdesliedjes en knuffeldieren
Vleermuizen zijn zoogdieren. Ze krijgen maar één jong per jaar. Na de paring bewaart het vrouwtje het zaad van het mannetje in een zakje in haar lichaam tot na de winterslaap. Ze gaan in oktober of november slapen, in grote groepen bij elkaar. In maart worden ze weer wakker, dan zijn er weer insecten. Pas dan is de eigenlijke bevruchting van de eicel. De kleintjes drinken melk bij hun moeder, meestal kunnen ze na 3 weken vliegen en na 6 weken zelf jagen.

Als de jonkies zijn uitgevlogen, gaan de mannetjes weer achter de vrouwtjes aan, waarbij ze lieflijke geluidjes maken. Een zangvlucht heet dat. Mannetjes lokken vrouwtjes behalve met een liedje ook met geur, die lijkt op bij sommige soorten op muskus. Vleermuizen zijn enorm knuffelig met elkaar. Ze kruipen op elkaar om warm te blijven, maar bepotelen ook graag hun jongen en hun partners. Door onze zachte winters slapen onze vleermuizen soms niet de hele winter door, maar worden af en toe wakker. Soms verkassen ze dan, en kun je dus zelfs in de winter een vleermuis zien.

Handvleugeligen
Vleermuizen behoren tot de handvleugeligen, zoogdieren die vliegen of zweven. Hun vleugels bestaan uit een soort van vlieghuid die tussen de vingers van hun voor- en achterpoten en hun staart zit. De kleinste soorten zijn 3 centimeter lang, wegen 2 gram en hebben een spanwijdte 15 centimeter. De grootste soorten, de vleerhonden, wegen 1,5 kilo en hebben een spanwijdte van bijna 2 meter.  Ik kan me wel voorstellen dat je daarvan schrikt. Bovendien doen veel soorten aan zwermen, om zo de bescherming van de groep te hebben. Ik ben wel eens bij de batcave in de USA geweest. Daar zwermen bij de ondergaande zon duizenden en duizenden vleermuizen tegelijk een grot uit. De lucht ziet er zwart van. Dat is op zijn minst indrukwekkend en soms best een eng gezicht. Wereldwijd zijn er ruim 1200 soorten vleermuizen.

Echolocatie
Mensen kunnen geluiden tot ongeveer 20 kilohertz horen, afhankelijk van hun leeftijd. De geluiden van vleermuizen hebben meestal een veel hogere frequentie, zo tussen de 30 en  55 kilohertz. Elke vleermuissoort communiceert op zijn eigen frequentie. Sommige soorten kunnen zelfs hun frequentie veranderen als er te veel vleermuizen rondvliegen en het te druk is in de ether. Ze vinden hun weg in het donker en ook hun prooien met echolocatie. Ze bepalen hun positie aan de hand van hun eigen geluid dat teruggekaatst wordt door de omgeving. Bepaalde nachtvlinders hebben daar dan weer wat op gevonden. Die kunnen de geluidsgolven van vleermuizen waarnemen en laten zich dan pardoes uit de lucht vallen, een soort schietstoel.

Batdetectors
Wat was ik jaloers, toen op een van de natuurwandelingen op ons park een rondleider met een “batdetector” zag. Dat is een soort geigerteller. Je kunt met de batdetector het geluid van een vleermuis opvangen en het zo vertragen dat het hoorbaar wordt voor mensen. Het geluid dat je dan hoort lijkt op het klikken van metalen balletjes. Elke vleermuissoort heeft een eigen frequentie. Door op die frequentie af te stemmen kun je weten of een bepaalde vleermuis in de buurt vliegt. Ik wilde gelijk zelf een batdetector om mee te spelen, helaas zijn ze daar te duur voor.

Batcity
Gelukkig zit Amsterdam vol met vleermuizen, er leven naar schatting 40.000 exemplaren tussen muren, in bomen en op andere stille plekken in de stad. In onze stad komen acht soorten vleermuizen voor, namelijk de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis, de watervleermuis, de meervleermuis, de laatvlieger, de rosse vleermuis, de grootoorvleermuis en de tweekleurige vleermuis.

In een lucifersdoosje
De meest voorkomende soort in de stad, de gewone dwergvleermuis, is zo klein dat hij met gemak in een klein luciferdoosje past. Hij heeft een leuke Latijnse naam Pipistrellus pipistrellus. Deze soort heeft geen enkele moeite om via een smal ventilatierooster in een spouwmuur te kruipen. Overdag vinden zij hier een plek om te slapen en de binnengehaalde insectenbuit te verteren.

Reizen en trekken
De ruige dwergvleermuis is een trekker en komt in het najaar soms helemaal uit West-Rusland hierheen gevlogen om te overwinteren. Een reis van ruim duizend kilometer, een onvoorstelbare prestatie voor zo’n minuscuul pluizenbolletje. Tijdens de trek in het najaar vormen de vrouwtjes paargroepjes van 2 tot 10 dieren en bezoeken de liefdesnestjes van de mannetjes die zij op hun route passeren. Mannetjes verdedigen hun liefdesnestjes met bijbehorende jachtgronden fel tegen andere mannetjes. Vanuit hun verblijfplaats laten ze dan ’s avonds en ’s nachts een tokkelend “liefdesliedjes” horen, waarmee ze vrouwtjes  lokken. In het voorjaar trekken de vrouwtjes weer terug naar Midden- en Oost-Europa om daar kraamkolonies te vormen en de jongen groot te brengen. Kraamkolonies zijn een soort communes en variëren van vijftig tot honderdvijftig dieren. Ze gebruiken meerdere verblijfplaatsen en verhuizen relatief vaak. Ze jagen tot wel 5 á 10 km van hun verblijfplaats.

Luchtacrobaten
Bijna overal in de stad kun je in de periode april-oktober vleermuizen zien. De gewone dwergvleermuis is vrijwel overal te vinden, zelfs midden in het centrum. Ze maken acrobatische duikvluchten, soms op ooghoogte. Hij vliegt vlak langs de vegetatie en soms ook vlak langs je hoofd. Hij verschilt hierin van zijn grotere collega’s, zoals de rosse vleermuis. Die is ongeveer net zo groot als een volwassen merel en vliegt juist hoog en rechtlijnig. De rosse vleermuis heeft wel wat meer variatie aan insecten nodig en is daarom vaker te zien in bijvoorbeeld het Amsterdamse Bos.

Kraken
Bij vleermuizen zijn de armen en benen helemaal aangepast om goed te kunnen vliegen. Ze zijn daarom niet zo geschikt om zelf een nest maken, of een gat in een boom hakken, of een hol graven. Ze moeten een wel een kant en klare woning kraken. Watervleermuizen, ruige dwergvleermuizen en rosse vleermuizen zijn typisch boombewonende vleermuizen. In de zomer vinden we kolonies van deze soorten vooral in bomen. Ze gebruiken dan vaak verlaten spechtenholen. Watervleermuizen gebruiken voor de winterslaap vooral mergelgroeven, forten, bunkers en ijskelders. Rosse vleermuizen daarentegen gebruiken holle bomen niet alleen in de zomer, maar ook in de winter.

Bomen
Bomen zijn dus belangrijke verblijfplaatsen voor vleermuizen, zowel in de zomer als in de winter. Allerlei holtes kunnen aantrekkelijk zijn, zoals verlaten spechtenholen of holen die door rotting bij een afgebroken tak ontstaan zijn. Ze moeten daarbij de concurrentie aan met andere krakers zoals de halsbandparkieten. Om als goed vleermuisverblijf te dienen moet zo’n gat dan wel naar boven uitgerot zijn, zodat de vleermuizen boven de opening kunnen hangen. Ook losse stukken schors vormen een geschikte verblijfplaats, net als vogel- of vleermuiskasten. Aan het spoor van pies dat uit de holte langs de boomstam naar beneden loopt en door poepjes die je op de grond kunt vinden kun je zien of er vleermuizen huizen.

Gebouwen
Veel soorten vleermuizen wonen liever in een stenen huis, zoals laatvliegers, meervleermuizen en gewone dwergvleermuizen. Ze wonen graag in spouwmuren van woonhuizen. Nou zijn er op de tuin niet zo veel spouwmuren schat ik in, maar er zijn wel spleten en holtes die vleermuizen geschikt vinden. Andere soorten, bijvoorbeeld vale vleermuizen, ingekorven vleermuizen en grijze grootoorvleermuizen, hebben een voorkeur voor grote open ruimten zoals kerkzolders.

In zowel de zomer als de winter zijn veel vleermuizen in gebouwen te vinden. Voor een kraamkolonie moet de temperatuur hoog zijn. Huizen met spouwmuren zijn dan erg geschikt. Vaak verraden alleen wat keutels of zacht gekwetter hun aanwezigheid. In de winter moet een gebouw juist koel en vorstvrij zijn; vaak vinden ze een goede plek onder dakpannen.

Zomerhuisjes
Vleermuizen verhuizen dus in de lente van hun winterverblijf, waar ze hun winterslaap houden, naar hun zomerhuis. De afstand tussen hun zomer- en winterverblijven kan groot zijn, soms wel honderden kilometers. De meervleermuizen die in de zomer in Zuid-Holland leven, wonen in de winter in de groeven van Zuid-Limburg en soms trekken ze zelfs naar Noord-Frankrijk. Andere soorten trekken slechts enkele tientallen kilometers tussen zomer- en winterverblijf. Uiteindelijk keren de vleermuizen ieder jaar terug naar hun vaste stek, soms zijn die vele tientallen jaren achter elkaar in gebruik.

Liefdesnestjes en kraamkolonies
Vleermuizen zijn in het algemeen erg kieskeurig in de keuze van hun huis. Ze letten onder andere op de ligging ten op zichte van goede jachtgronden, of liever gezegd luchten, en op het “binnenklimaat”. Belangrijk zijn de afmetingen: er moeten namelijk wel genoeg ‘bedden’  zijn voor de hele commune.
Net als bij ons op de tuin, lijkt hun zomerverblijf vaak totaal niet op hun winterverblijf. Zo woont de watervleermuis in de zomer meestal in een boom, terwijl hij in de winter graag in een bunker verblijft. Veel vleermuizen zijn “latters “. De vrouwtjes wonen in de zomer in speciale kolonies, de kraamcommunes. Daar brengen ze hun jongen groot.
De mannetjes wonen in de zomer soms alleen, soms in groepen, maar altijd op een andere plaats dan de vrouwtjes. Veel vleermuizen hebben ook nog een soort “herbergen”, waar ze kort logeren tijdens hun reis van hun winter- naar zomerkolonie. Zowel mannetjes als vrouwtjes trekken aan het einde van de zomer naar hun liefdesnestjes.

Vleermuizen hebben dus hele netwerken van verblijfplaatsen en zijn daardoor flexibel in het gebruik ervan. Maar dan moeten die verblijven er wel zijn. Veel verblijfplaatsen zijn in de loop der jaren verdwenen of ontoegankelijk geworden: bomen worden gekapt, spouwmuren opgevuld, oude gebouwen gerenoveerd, kerken en ijskelders hebben we ook steeds minder. Veel bestrijdings- en houtconserveringsmiddelen doden niet alleen insecten, maar vergiftigen ook vleermuizen en hun jongen. Door door veranderingen in het landschap zijn jachtgebieden en vliegroutes verdwenen.

Batloggers
De gemeente Amsterdam wil de vleermuizenpolulatie wel graag in stand houden en heeft drie “batloggers” aangeschaft. Dat zijn apparaten die het geluid van vleermuizen opvangen en 24 uur per dag opnemen. Ze kunnen de frequenties van alle soorten vleermuizen tegelijkertijd opvangen. Hiermee willen de stadsecologen de belangrijkste plekken in de stad in kaart brengen waar vleermuizen zich ophouden.

Eén van de drie batloggers wordt ingezet op ‘blinde vlekken’ in de stad. Bouwplaatsen bijvoorbeeld waar mogelijk vleermuis huisvesting verloren gaat. Als er sloopplannen zijn kun je met de batlogger vaststellen of er vleermuizen wonen en kan de sloop tot de zomer worden uitgesteld. De tweede batlogger laten de stadsecologen circuleren onder bewoners met binnentuinen zodat we meer te weten komenover kolonies in afgesloten bouwblokken. Met de derde fietsen de ecologen en hun stagiairs ‘ s nachts door de stad. Ze willen graag weten hoe de vleermuizen de stad gebruiken. Zijn de kolonies honkvast of verplaatsen ze zich? We weten nu bijvoorbeeld dat in “de wolkenkrabber” in Zuid veel vleermuizen zitten.

Er worden ook “nieuwe” soorten ontdekt door de batloggers. In de gemeente Utrecht is een onderzoek met batloggers in binnentuinen uitgevoerd. Toen werd gelijk een nieuwe soort voor de stad ontdekt: de kleine dwergvleermuis. Die zit waarschijnlijk ook in Amsterdam en kan met de batloggers waargenomen.

Verliefd op de vleermuis? Ga samenwonen!
Hebben onze pluizebontige nachtvliegers ondanks hun slechte imago je hart gestolen? Doe dan iets om ze een plek te geven op ons complex. Al was het maar, omdat je muggen meer haat dan deze haatdieren. Laat je dode holle boom staan. Zorg voor planten en struiken die ‘s nachts geuren, die trekken insecten en dat is fijn voor de vleermuis. Timmer eens een vleermuiskast (of koop er een) en hang hem op. Meer informatie onder andere over zelf een vleermuiskast bouwen vind je op deze webpagina over vleermuisvriendelijk bouwen.

Iris