Een haatdier om van te houden
Het dier van deze aflevering heeft een naam voor een nachtmerrie: oorwurm, of orenkruiper. Niet alleen in het Nederlands, maar ook in het Frans, Duits en Engels wordt zij verdacht van het kruipen in oren en het doorbijten van trommelvliezen (toegegeven dat laatste alleen in het Frans). Dat is genoeg om de meesten van ons te laten dromen van enorme spuitbussen vol gif en reuzenhielen met verpletterkracht: dood moeten ze. Verder kennen we ook nog de uitdrukking “een gezicht als een oorwurm”, voor iemand die nors kijkt. Het is natuurlijk maar een klein stapje om te denken dat een lelijk uiterlijk (en wat is lelijk) bewijs is van een lelijk innerlijk. Zo’n vervelend deuntje dat je niet uit je kop kunt krijgen wordt ook een oorwurm genoemd. De oorwurm is dus echt een haatdier, dat we het liefst van lelijke kop met bijtende kaak tot knijpende tang willen vernietigen.
Ik ga proberen om ook haar een plekje in je hart (in plaats van in je oor) te laten veroveren. De oorwurm wordt namelijk vals beschuldigd van misdaden tegen de mens, ze is onschuldig. Bovendien doet ze nuttig vrijwilligerswerk in de tuin, houdt van knuffelen en heeft een goed karakter.
Liften
Onze twee soorten oorwurmen, de Forficula auricularia (Furficula betkent schaartje) en labia minor zijn de bikkels van de familie oorwurm. Zij kunnen in tegenstelling tot hun duizenden soortgenoten goed tegen onze winterkou. Dat maakt dat zij een veel groter verspreidingsgebied hebben dan hun soortgenoten, die liever warmpjes aan de Middellandse zee bivakkeren. Oorwurmen zijn zelf niet erg mobiel, dus om te reizen gebruiken ze ons. Ze liften illegaal mee met transporten van landbouwproducten. Af en toe komen er een stelletje zuidelijke soorten als verstekelingen mee, sommigen kunnen wel zo groot worden als je grote teen. In de zomer kunnen ze zich goed handhaven hier. Onze winter overleven ze meestal niet.
Vouwen van de bovenste plank
De oorwurm heeft lange voelsprieten die wel uit 50 segmenten kunnen bestaan. Ze heeft een hard schildje. Ze heeft een achterlijf met een nijptang en kaken om te bijten.
Dat nijptangetje kan ons niet verwonden, ze kunnen niet steken of bijten. Haar constructie is ingenieus, onder haar harde voorste schildjes vouwt ze ragdunne vleugeltjes. Die vleugeltjes lijken wel een beetje op flintertjes van onze huid, daaraan danken ze hun Griekse naam: Dermaptera, huidvleugeligen. Als de vleugeltjes helemaal zijn opgevouwen hebben ze wel 40 laagjes. Doe dat maar eens na in je linnenkast. Ze gebruiken bij dat opvouwen soms hun nijptang bij als hulpmiddel. Je kan je vast wel voorstellen dat je niet elke keer zin hebt om die heksentoer uit te voeren met dat uitvouwen en invouwen. Je kunt nog makkelijker blind een grote bungalowtent opzetten zonder gebruiksaanwijzing. De grotere van onze twee oorwurmensoorten vliegt dan ook zelden.
Aan hun achterste tangen kun je zien of je met een mannetje (ronde tangen, 1 en 2) of een vrouwtje van doen hebt ( rechte tangen, 3). Die tangen hebben hebben ze waarschijnlijk ook als zelfverdediging, ze kunnen zich gedragen als schorpioenen en hun achterlijf met de tangen naar voren krullen.
Hotel mamma
De oorwurm is een toegewijde moeder, dat is echt een uitzondering in de insectenwereld. De meesten zijn van eieren leggen en wegwezen. Moeder oorwurm legt haar eieren, meestal 20 tot 40, in de grond en zorgt de hele winter voor ze. Als ze wegrollen, gaat ze ze weer ophalen en legt ze weer netjes bij elkaar. Ze verdedigt haar eitjes tegen rovers, en ze likt ze regelmatig keurig schoon (dat helpt tegen schimmels). De eieren komen in het voorjaar uit. De jonge nymfjes (zo heten onvolwassen insectenvormen) blijven eerst nog even lekker in hotel mamma en komen hun nest niet uit. Moeder verzorgt en voedt ze tot ze het volgende stadium bereiken, dan pas gaan ze het huis uit. Ze maken in totaal 4 stadia door voor ze in de zomer echt volwassen zijn. Die nymfvormen lijken erg veel op de volwassenen, je moet echt met een loep segmentjes tellen om het verschil te zien. Ze gaan van het ene naar het andere stadium door te vervellen. Voor het winter wordt paren ze. In de winter verblijven ze onder de grond, of onder de bast van bomen. Oorwurmen hunkeren eigenlijk naar een knuffeltje, ze houden er van dat hun lijfje zo veel mogelijk wordt aangeraakt door hun omgeving.
Aanwinst
Hun scherpe kaken zijn handig in hun allesetende bestaan. Ze eten vlees: insecten, rupsen, slakken, dood of levend; zowel als groente, zoals algen, schimmels en bloemblaadjes. Een enkele maal eten ze wat fruit. Al kunnen ze zelf niet de door harde schillen bijten, ze kunnen alleen eten waar anderen al een gat geslagen hebben. Die tangen dienen dan ook niet om enge dingen in onze oren te doen, maar om kleine insectjes te helpen vangen. Bijvoorbeeld bladluizen, daarmee en met het opruimen van dood materiaal maken ze zich ontzettend nuttig voor ons. Een oorwurm schijnt enige tientallen luizen per dag te kunnen wegschrokken. Dat weegt ruim op tegen dat enkele dahliablaadje waar ze wat hapjes uitnemen. Vogels zijn dol op oorwurmen, maar ook egels, kikkers en hagedissen hebben ze op hun menu. Kortom de oorwurm is echt een aanwinst voor je tuin.
Doofheid
Alle oorwurmen houden van vochtige, nauwe ruimtes. Ze zijn bang om uit te drogen. Vandaar dat je ze ook in huis vindt. In huis halen ze soms ook comfortfood: zoet, meel en vet. Mocht je ondanks deze lofzang toch van de oorwurm af willen in huis, dat kan. Ruim in de eerste plaats eten op: haal rottend hout weg, want daar blijven ze op afkomen. Leg dan een natte dweil neer. Volgende dag even uitschudden, klaar. Of maak een val van een omgekeerde bloempot met wat vochtige houtwol, oude kranten of stro en verhuis ze naar buiten. Overigens werden oorwurmen vroeger ook gedroogd, gemalen en gemend met hazenpis (hoe je daar aan moet komen….) gebruikt als middel tegen … doofheid.
door Iris