Warm hart voor …… de wurm

Darwin schreef het al in 1881:
“… Het kan worden betwijfeld of er nog andere dieren zo’n belangrijke rol hebben gespeeld in de geschiedenis van de wereld als deze nederig georganiseerde wezens.”

Als hij er niet was, waren wij er ook niet. In ieder geval hadden we geen tuinvereniging en geen tuin. Hij zorgt er voor de de aarde niet woest en ledig is. Hij eet afval en poept puur goud, of liever puur zwarte aarde. Zonder zijn tunnels en gangen zou de grond dichtslaan en verdorren, of juist kuilen vol water hebben.. Zijn poep stimuleert de ontwikkeling van micro-organismen die noodzakelijk zijn voor groei en bloei van onze planten. Toch zien we hem zelden en horen we hem nooit. Hij kan wel tot 2,5 meter diep zitten, maar kan ook in bomen klimmen. Hij kan langere tijd onder (zoet) water overleven. Hij zit over de hele wereld behalve in Antartica, in hele zure venen en hele droge woestijnen. Wereldwijd zijn er ongeveer 670 soorten bekend, in Nederland ongeveer 20. In lengte variëren ze van enkele centimeters tot enkele decimeters. De held van dit verhaal is de regenworm.

Looks en brains

Hoewel de worm door veel sporten over een gestroomlijnd lichaam beschikt moet hij het van zijn looks niet echt hebben. Voor een leven van hard werken en tunnels graven zijn mooie pluimen en uitbundige kleuren ook niet zo handig. Regenwormen hebben geen ogen, maar ze hebben wel lichtgevoelige cellen daarmee kunnen ze licht op sporen en merken of het licht of donker is. Regenwormen moeten het ook niet hebben van hun hersens. Als je van een regenworm zijn “hersens” verwijdert, verandert zijn gedrag eigenlijk nauwelijks. Maar van binnen daar is de worm bijzonder: hij heeft vijf harten.

Regenwormen hebben geen longen, ze ademen via hun huid. Zijn lichaam is samengesteld uit een aantal ringen. Daarin en daaraan zitten de organen, bijvoorbeeld hun uitscheidingsorganen. Aan zijn spits toelopende voorkant zit zijn mond, met een mondlapje waar hij mee kan grijpen, want tanden of kaken heeft hij niet. Rondom zijn lichaam ligt een soort sigarenbandje. Sommige mensen denken dat dat een litteken is, waar de worm in tweeën is gesneden en weer aan elkaar is gegroeid is. Dat is een mythe, wormen die je doorsteekt met een spa, gaan gewoon dood. Wel kunnen ze een paar segmenten vooral aan hun achterlijf verliezen en weer laten aangroeien. Het sigarenbandje is in werkelijkheid is een speciale klier, het zadel of clitellum, dat de cocon afscheidt (waarover later meer). De roodachtige tint van veel regenwormen komt door de kleurstof hemoglobine in hun bloed, die zorgt voor het vervoer van de zuurstof, net als bij ons.

Spitten en vluchten

Een ander mythe is dat spitten goed is voor je grond. Je populatie regenwormen vermindert sterk wanneer je je grond spit of ploegt. Regenwormen zien dan weliswaar niets, maar ze kunnen als geen ander trillingen in de grond voelen. Als hun erfvijand de mol in de buurt komt graven, of de merel scharrelt rond, slaan regenwormen massaal op de vlucht. Meestal gaan ze dan naar boven en rennen voor hun leven. Ook loopbewegingen van dieren of mensen, of menselijk handelen, zoals spitten, jaagt ze op de vlucht. Vissers weten dat maar al te goed als ze peuren voor pieren. Die jagen op wormen door met een stok in de grond te bewegen de wormen in de paniek en hebben ze dan voor het oprapen.

Een regenworm beweegt zich voort door golvende spiersamentrekkingen, die van voor naar achter over het lichaam lopen. Ieder segment van het lichaam werkt apart; door samentrekking van de kringspieren wordt de worm langer en smaller en wanneer de lengtespieren zich samentrekken, wordt hij breder en korter. Wanneer een groep segmenten zich tegen de aarde drukt, wordt de worm stevig op zijn plaats vastgehouden. Dan wordt door verlenging van de voorste segmenten het voorste deel van de worm naar voren geduwd. Tegelijkertijd wordt een segment naar achteren korter en dikker. Dit gaat door tot de hele worm zich naar voren verplaatst heeft. Vooral tijdens het kruipen aan de oppervlakte zetten ze zich vast met hun uitschuifbare borsteltjes. Er zitten vier paar van die borstels op elk segment, behalve op het eerste en laatste. Je kan ze aan de onderkant voelen, wanneer je de worm van achteren naar voren door je vingers laat glijden. Die borsteltjes maken ook dat hij zich vast kan klampen aan de grond: probeer hem maar eens uit zijn hol te trekken. Dan trekt je hem in tweeën.

Stofzuiger en tijd

Bij droogte scheidt de worm slijm af waarmee hij zijn holletje bekleedt, ze rollen zich op en wachten op betere tijden. Vanuit dat holletje gaat hij, zodra het weer wat vochtiger is, als een stofzuiger aan de gang. Hij slurpt met zijn mondlapje op wat hij tegen komt. Hij trekt bladeren zijn hol in om ze voor te verteren door er op te kwatten. Hij sleept ook kleine stokjes, veertjes en zelfs stukjes wol, naar binnen. Men vermoedt daarom dat de worm een deel van het grondoppervlak schoonmaakt om zich daarna beter te kunnen voeden. Verder komen regenwormen niet veel boven de grond, behalve bij heel vochtig of regenachtig weer.

Zuinig en cocon

Op klamme zomeravonden, dan worden ze romantisch en zoeken een andere worm om mee te paren. Ze doen aan latten. Hun uiteinde houden ze veilig in hun eigen huis. Met de rest van hun lijfjes liggen ze naast elkaar in het gras en plakken ze met slijm aan elkaar. Dat slijm komt uit dat sigarenbandje en hun borsteltjes Ze zijn hermafrodiet, dat wil zeggen ze zijn zowel man als vrouw, en bevruchten elkaar. Ze nemen er echt de tijd voor, zo’n paring kan wel tot 5 uur duren.

Terug in hun holletje leggen ze hun eieren. Ze zijn zuinig met sex, want ze beginnen een dag na de paring met leggen, maar kunnen wel maanden eieren leggen van één paring. Om de eitjes te beschermen maakt de worm een cocon en besproeit ze dan met het sperma van hun sexpartner dat ze keurig in hun lichaam bewaard hebben. Zo’n cocon ziet er uit als een donkerbruin erwtje. In elke cocon zitten meerdere eitjes, maar er komt er maar eentje uit. Dat gebeurt na een paar maanden en na 6 – 18 maanden is hij in staat zich voort te planten. Hoe lang wormen kunnen blijven leven is niet zeker, maar in gevangenschap kunnen ze wel een leeftijd van 6 tot 10 jaar bereiken.

Survival met wormen

In ons vorige nummer melden we al dat in geval van nood de pissebed heel goed in uw menu past. Ook wormen zijn een geschenk wanneer het op survival aankomt. Ze bevatten veel eiwitten. Wormen ledigen hun darmen als je ze enkele minuten in water legt of een paar uur in een blikje of doosje “houdt”. Daarna kan je ze rauw eten, koken, bakken of drogen. Gebakken schijnen ze een beetje naar spek te smaken. Pissebedden schijnen wel wat lekkerder te smaken (een beetje naar vis). Gedroogde wormen kun je zelfs een tijdje bewaren zonder dat ze bederven. Ik geloof dat ik ze liever indirect eet door er vis mee te vangen of kippen mee te voeren.

Poep en toren

Het allerleukste (voor ons dan) aan de worm is zijn poep. Er zitten bijna 6 miljoen wormen (ongeveer 100 kg) op een gemiddelde hectare. Die zorgen per jaar voor bijna 20.000 kilo poep. In 10 jaar tijd kan hij je terrein met 5cm verhogen door zijn poep. Zijn uitwerpselen – rijk zijn rijk aan stikstof, calcium, magnesium en fosfor, en dat zijn allemaal belangrijke voedingsstoffen voor een gezond ecosysteem. Dat merken we natuurlijk aan onze compostbakken. Je kunt ook zelf pure wormenmest maken door “wormentoren” te bouwen. Een pvc pijp van zo’n 25 cm doorsnee en zo’n 60 cm lengte nemen, de onderste helft doorboor je met pinkdikke gaten. Die helft zet je in de grond, keukenafval er in en een dop er op. Het kan ook met een oude mayo-emmer zonder bodem. Dan maar wachten tot de noeste gastarbeiders aan de slag gaan en van uw afval bovenste beste mest maken.

Iris