Een haatdier om van te houden
Op je hortsensia, op je lavendel of in je moestuin kun je ze vanaf mei vinden. Klodders spuug met daarin een larve, het spuugbeestje. Het spuugbeestje heet officieel Philaenus spumarius, ofwel schuimcicade. Het is een soort wants, dat zijn insecten met een snuitje. Daar heb je er heel veel van, (waarover meer in een volgende aflevering van de haatdieren). Eigenlijk is het beestje dat in het spuug zit de baby van de schuinmcicade, zijn larve. De larve komt uit het ei en begint lucht te blazen in een vocht dat uit zijn poepgat komt, zo ontstaat het “spuug”.
Schuimwiegje
Zo’n ei kan soms een flink tijdje liggen voordat het uit komt. Het ei wacht tot de omstandigheden gunstig genoeg zijn. De pas geboren babylarve boort zijn snuitje in de ader van een plant en begint plantensap te zuigen. Ze kunnen heel veel planten als “gastheer” gebruiken. In het sap van planten zit heel veel suiker. Na een paar uur zuigen, begint de larve zoete kleverige “poep” af te scheiden, die lijkt op de honingdauw van bladluizen. Ook maakt hij een soort was. Die was en die zoete kleefstof mengt de larve door elkaar tot een soort zeepsopje. Als hij er genoeg van heeft begint de larve erin te blazen en maakt het schuim dat ook wel koekoeksspuug genoemd werd. Het schuim beschermt de larve, tegen uitdrogen door de zon. Hij heeft namelijk nog geen schildjes zoals zijn ouders, maar een heel teer huidje. Ook vraatzuchtige rovers zoals vogels, spinnen en andere insecten vinden het spuug maar vies. Alleen een paar familieleden van het spuugbeestje, andere wantsen, sucken zo de kleine larve uit zijn schuimbedje. Graafwespen trekken hem er ook zo uit als ze zin hebben in een lekker hapje.
(Niet) bloedmooi
De larve vervelt wel 7 keer voordat hij eindelijk volwassen is en de wijde wereld in kan trekken. Hij zit wel 1 tot 3 maanden in zijn schuimkamertje . Hij is 5 tot 7 mm groot. In de tijd dat hij in het spuugnest zit worden zijn vleugels gevormd. Twee paar, een dun en teer paar om te vliegen en een dik en stevig paar eroverheen om die dunne te beschermen. Die dikke vleugels zijn een soort harnasje. Ze zijn en beetje hoekig, alsof ze uit origamipapier gevouwen zijn. Wantsen zijn geen kevers al lijken ze er wel een beetje op. Het verschil is dat de wantsen geen middel en geen nek hebben, hun kop is even dik als hun lijf. In kleur kunnen de spuugbeestjes erg van elkaar verschillen. Meestal groenig, maar ook gelig en bruinig en met een streepje komt voor. Volwassen zijn ze wat bruiniger. De volwassen schuimcicaden hebben vleugels met donkerder vlekjes. Ze zijn niet bloedmooi. Een andere cicade is dat wel, de bloedcicade. Die is prachtig zwart met rood gevlekt. Op hun zwarte vleugels zitten 6 bloedrode vlekken. Deze bloedcicade zit meer in bosachtige gebieden. Ook de larve van deze cicade maakt een schuim-nest, maar dat zien we meestal niet, omdat het tussen de plantenwortels zit.
Nerveuze atleet
Soms als je zomers onder boom, bijvoorbeeld een wilg doorloopt lijkt het wel of het zachtjes aan het regenen is. Een regen van volwassen spuugbeestjes. Eenmaal groot is het spuugbeestje (die dan geen spuugbeestje meer is, want hij heeft het spuug niet meer nodig) een ware atleet. Hij is wel een beetje neurotisch, bij het minste geringste gaat hij springen, dat redt hem wel het leven. Hij kan dan wel 70 cm ver springen wat ruim honderd maal zijn eigen lengte is. Zijn springkracht is in verhouding tot zijn lichaamslengte groter dan van een vlo en veel groter dan van ons. De kracht die ze ontwikkelen om zo ver te springen is ruim 400 keer hun eigen lichaamsgewicht, bij vlooien is dat 135 maal, en bij de mensen hooguit 3 maal.
Sprookje
De overlast die je als tuinder hebt van spuugbeestje is heel beperkt. Ze zuigen wel plantensap op, en dat geeft vervormingen van het blad en soms van de stengel, maar ze zitten over het algemeen verspreid. Op wilgen zitten ze dan weer heel graag, maar bomen en planten gaan er niet dood aan. Bovendien zijn ze erg makkelijk te verwijderen. Je veegt zo beest en spuug met je hand weg. Of een beetje spuiten met de tuinslang en je bent ze kwijt. Mocht het afspuiten met water niet voldoende helpen, gebruik dan vooral geen gif. Spuiten met een mengsel van zeepsop en spiritus (10 liter water, 200 gram groene zeep, 1/3 liter spiritus) is afdoende.
Jan Wolkers heeft in het programma over zijn achtertuin een prachtig verhaaltje over het spuugbeestje verteld, dat kun je hier vinden.
Iris de Veer