Tegen het einde van het seizoen zie je vaak steeds meer spinnen in je huisje. Voor veel mensen een reden om gillend naar buiten te rennen, of met plumeau en veger erop los te meppen. Onbekend maakt onbemind. In dit artikel proberen we om je minder te laten griezelen en meer lol te laten krijgen in spinnen. Maak ze niet dood, maar bekijk ze eens goed. Het zijn slimme en nuttige dieren.
door Iris de Veer
Binnen
We kennen allemaal het noodlottige einde van de spin Sebastiaan: hij werd opgeveegd, omdat hij zo nodig naar binnen moest. Niet alle, maar sommige, spinnen gaan naar binnen. Tijdens de lente en zomer leven spinnen het liefst buiten. Zodra de nachten kouder worden, willen de vrouwtjes naar binnen. De mannetjes gaan erachteraan omdat ze willen paren. In hun zoektocht naar liefde kruipen ze naar binnen. Spinnen gaan ook naar binnen omdat hun prooien naar binnen gaan. Ze leven vooral van insecten. Binnen, vooral bij kieren en gaten is het makkelijker insecten vangen. Vooral spinnen die in het najaar paren, en die zijn in de minderheid, gaan naar binnen. Het lijkt dus maar zo dat er in de herfst meer spinnen zijn. Er zijn ook meer volwassen spinnen en die zijn groter, dus je ziet ze makkelijker. Veel mensen lijden aan spinnenangst. Gek genoeg zijn er meer mensen met spinnenangst in gebieden, zoals de onze, waar spinnen kleiner en niet gevaarlijk zijn. Dus onderdruk je pletneiging, laat de bezem en de stoffer even in de kast en bekijk ze eens van nabij. Want zonder spinnen kunnen we niet.
Geen insecten
Spinnen zijn geen insecten: ze hebben 8 poten (insecten 6), ze hebben geen driedelig lichaam maar meestal een tweedelig (kop en kont) en ze hebben geen 2 ogen maar meestal 8, hun ogen hebben geen facetten, maar lenzen. Spinnen hebben geen voelsprieten en insecten wel. Ze hebben wel, net als insecten, een uitwendig skelet, een exoskelet. Dat betekent dat ze niet, zoals wij, hun harde botten binnenin hebben en de zachte delen daar omheen. Hun harde delen zitten aan de buitenkant, hun zachte aan de binnenkant. Ze leggen net als insecten ook eieren. Ze zijn familie van een hoop “griezels” zoals schorpioenen, teken en mijten. Verder hebben ze veel dingen die op ons mensen lijken. Spinnen hebben bloed, blauw bloed zelfs, waarmee ze zuurstof en voedingsstoffen door hun lichaam kunnen transporteren. Ze hebben ook een hart, dat dragen ze op hun rug. Hun hart klopt tussen de 30 en 70 keer per minuut. Dat is wat langzamer dan het onze, maar net als wij stijgt hun hartslag wanneer ze opgewonden zijn, wel tot 200 slagen per minuut. De meesten hebben longen (en vaak ook nog een ander ademhalingsorgaan). Ze hebben een spijsverteringssysteem met een maag, die als een pomp het eten naar binnen kan zuigen. Ze kunnen met een soort nieren afvalstoffen filteren en die weer naar buiten werken. Ze hebben een darmkanaal en poepen. Ze hebben hersenen en een zenuwstelsel. Horen, ruiken en proeven doen ze met fijne trilhaartjes op hun poten. Ze hebben een uiterst fijn afgesteld oriëntatievermogen. Daarmee kunnen ze heel snel en heel precies bepalen waar in hun net een prooi zit. Veel onderzoekers denken dat spinnen ook behoorlijk slim zijn. In een laboratorium hebben ze zelfs een springspin gedresseerd om op commando naar bepaalde plekken te springen. Hij miste nooit. Spinnen kunnen televisie kijken. De meesten hebben niet alleen meer, maar ook veel betere ogen dan wij. Ze zien meer soorten kleuren dan wij. Ze hebben een soort ingebouwde provisiekast: ze kunnen voor lange tijd eten opslaan in hun lijf, wat natuurlijk superhandig is.
Spinnen spinnen
Wat alle spinnen gemeen hebben is dat ze draden kunnen spinnen. Ze hebben op hun achterlijf een spintepel zitten. Uit die spintepel kunnen ze een vloeistof spuiten die in contact met de lucht hard wordt. De meesten maken niet één soort draad, maar verschillende soorten: plakkerig om prooien te vangen, niet plakkerig om zelf overheen te lopen, of je eieren of je sperma in te verpakken, of om een netje te maken om je prooi in te bewaren, of om een soort liaan te maken waarmee je van tak naar tak kunt slingeren. Sommige spinnen schieten het spinsel, of zelfs het hele web, op de prooi af om deze te vangen. Volwassen hangmatspinnen “(ja die bestaan echt) kunnen zich zelfs over grote afstanden en kilometers hoog door de lucht laten zweven door het spinrag als vlieger te gebruiken. Kleine spinnetjes verplaatsen zich vaak door een draadje spinrag in de lucht te spinnen en zich hieraan hangend op de wind te laten meevoeren. Een soort mini-Tarzans. Wij noemen dit spinsel ook wel herfstdraad.
Kruisspin op nummer een
Het VARA-programma Vroege Vogels organiseert in september regelmatig een Nationale huis- en tuinspinnentelling. Een week lang mag iedereen op zoek naar alle achtpotigen van Nederland. Ze ontwikkelden een leuke spinnenzoekkaart, met daarop zo’n tiental spinnen, die je tegen kunt komen in huis en tuin. Downloaden kan hier en een andere kaart kun je hier downloaden. We hebben wel honderden soorten spinnen in Nederland, maar de meeste zul je niet zo makkelijk kunnen vinden. Meestal komt de kruisspin onbetwist als nummer één uit de bus bij de tellingen. We kennen allemaal de kruisspin als een soort oervorm van de spin. De kruisspin is een middelgrote spin (10/15mm) die een verticaal wielvormig web maakt. Ze vangen vooral vliegende insecten in hun web. Het web raakt gemakkelijk beschadigd en snel vervuild. Bovendien drogen de spinseldraden snel uit. Daarom moet het web iedere dag worden vervangen. Ook moet het web na iedere vangst gerepareerd worden, omdat een spartelend prooidier het web beschadigt. Ze zijn herkenbaar aan de witte kruisvormige tekening op hun achterlijf. Het vrouwtje is bijna twee keer zo groot als het mannetje, vooral haar lijfje is groter. Ze worden ongeveer twee jaar. Het mannetje heeft in een van zijn voelsprieten aan de kop een spermazakje. Als hij denkt dat hij gaat paren vult hij het zakje en leegt het in het geslachtsorgaan van het vrouwtje. Daarna moet hij zich snel uit de voeten maken anders wordt hij opgegeten. De paring vindt plaats in de herfst en de eitjes overwinteren. In de lente komen ze uit en pas het volgende jaar worden de spinnen volwassen. Omdat de kruisspin in beschaduwde, van de wind afgeschermde hogere planten leeft duikt de spin vaak op in tuinen. De spin wordt in Nederland daarom soms tuinspin genoemd.
Toch zijn er wel spannender spinnen dan de kruisspin.
Van koffieboon tot valse weduwe
Zoals bijvoorbeeld de getijgerde lijmspuiter. Alleen de naam al. Hij heeft een beetje een gelige kleur met een leuk tijgerprintje erop. Het is een echte binnenzitter: hij zit meestal in gebouwen. ’s Nachts gaat hij sluipend op zoek naar een prooi. Hij maakt geen web, maar spuit vanuit zijn kaken een giftig, plakkerig vangnet over prooien heen. Spiderman heeft echt veel geleerd van deze spin.
De koffieboonspin leeft in en rondom huizen en maakt een slordig, klein web waar ze ondersteboven in hangt. Haar lijfje lijkt op een koffieboontje. Ze is van de familie van de kogelspinnen. In Engeland worden ze wel ‘konijnenhokspin’ genoemd, omdat ze graag in donkere hoeken en gaten zitten. Sommige mensen vinden ze ook wel lijken op de blackwidowspider. Ze worden daarom ook wel ‘valse weduwen’ genoemd. Dat terwijl ze te klein zijn om ons te bijten. De koffieboonspin maakt een driedimensionaal web zo groot als een flinke postzegel, waarin ze in het midden een dicht gevlochten mat maakt. Hierin vangt ze prooidieren die veel groter kunnen zijn dan zijzelf. Nadat een koffieboonspin een groot prooidier verschalkt heeft, gaat ze op dieet. Ze kan wel tot anderhalf jaar zonder eten.
De wespspin, die ook wel tijgerspin wordt genoemd, is prachtig geel met zwart gestreept. Ze is net wat groter dan een kruisspin. Ze maakt een een wielweb (een beetje slordiger dan de kruisspin) met een mooi zigzagpad er doorheen.
Dan heb je ook nog spinnensoorten die helemaal geen web maken maar achter hun prooi aanrennen en hem zo vangen. De roodwitte celspin doet dit bijvoorbeeld bij de pissebed. Deze spin is dan ook uitgerust met sterke kaken, om de taaie buitenkant van de pissebed door te kunnen bijten. Mannetjes kunnen om een vrouwtje vechten door met hun gifkaken als geweien met elkaar de strijd aan te gaan. Ze zitten dan ook waar de pissebedden wonen, op vochtige donkere plekken.
De herfstspin kom je vooral tegen in struiken en maakt een wielweb met een zeer open structuur en zonder draden in het centrum. Herfstspinnen behoren tot de strekspinnen. Strekspinnen hebben een langer achterlijf dan wielwebspinnen (zoals de kruisspin). Ook zeer typerend voor deze spinnen is dat hun poten zeer lang en fijn zijn. Ze maken hun web tamelijk dicht bij de grond. Vaak in of bij een heg. Ze kunnen zich goed camoufleren op de stengel van een plant.
Trilspinnen
Een soort die je vooral binnenshuis kunt vinden is de grote trilspin. Die hangt vaak aan je plafond. Ze heeft een lijf dat niet groter is dan een centimeter, maar de poten kunnen wel een paar centimeter lang worden. Ook een spin die een eeuw geleden nog maar nauwelijks voorkwam in Nederland en nu vrijwel overal. Mensen denken vaak dat trilspinnen langpootmuggen zijn. Ruim een op de tien spinnen is een trilspin, ze zijn dol op andere spinnen, om op te eten. Trilspinnen hebben een relatief klein lichaam en hele lange dunne poten. Als ze zich bedreigd voelen, gaan ze enorm snel heen en weer bewegen, trillen. Dit trillen maakt dat hun vijand ze niet goed meer kan zien. Ze maken slordige webben. Als ze iets vangen in hun web, gooien ze lange vangdraden op de prooi. Daarna spinnen ze hem razendsnel in tot een pakketje en bijten hem pas later dood. Hun eitjes doen ze ook in een netje van spinrag en houden ze tussen hun kaken. Tot de eieren uitkomen kunnen ze niet eten. Als dat geen moederliefde is. Zij is pas een jaar of 50 geleden vanaf de Middellandse zee hier naartoe getrokken.
Trilspinnen worden ook vaak verward met hooiwagens. Die zijn familie van de spinnen, maar hebben een ongedeeld lijf. Ze hebben wel acht poten, tasters en een soort als scharen aan hun mond. Hooiwagens gebruiken geen gif om hun prooi te doden en maken ook geen spindraad. Boven op het lichaam bevindt zich één paar ogen die opzij kijken. Ze eten andere kleine kruipers en dode diertjes en zelfs poep. Het zijn dus ook echte opruimers. Veel hooiwagens hebben enorm lange poten kunnen hebben. Langpootmuggen zijn insecten, dus hebben een driedelig lijf en 6 poten.
Valse wolfsspin: geen paniek
Valse wolfsspin, met zo’n naam maak je natuurlijk geen vrienden. Ze hebben dan ook een heel slechte pers. Maar net als met de valse weduwen zijn ze niet vals van karakter. Vals betekent niet echt (er zijn ook echte wolfsspinnen namelijk). Het zijn forse spinnen, hun lijf kan wel tot 1,5 cm worden en met de poten mee meten ze dan 5 centimeter. Dat is wel even schrikken. Hij is een beetje gelig bruin en maakt geen web. Dat wil zeggen ze maken wel een webmandje voor hun eieren, maar geen vangweb. Overdag zul je hem niet snel tegen komen, maar ‘s nachts gaat hij op jacht. Hij jaagt dan hard rennend op andere spinnen. Overdag zit hij graag achter een boombast. Hij houdt van warmte, dus verstopt zich ook graag rond terrassen met tegels. Ook deze spin hebben we aan de klimaatverandering te danken. Helemaal vanaf het Middellandse zeegebied naar hier gekomen. Waarschijnlijk niet lopend, sommige deskundigen denken dat ze met met caravans meekomen. Omdat hij nog niet echt van koud weer houdt gaat hij ‘s winters graag naar binnen. Hoewel er nog maar enige tientallen in Nederland zijn gesignaleerd is de paniek groot. Zijn beet zit in de categorie wespensteek: kan naar zijn, maar je gaat er niet dood aan. Ze vallen je ook niet aan. Ze reageren als ze bedreigd worden, dan richten ze hun kop en voorpoten op. Gewoon met rust laten, dan doen ze niks.
Ei en vel
Spinnen komen uit een ei. En ja, het mannetje wordt vaak na de paring opgegeten (daar maak je ook alweer geen vrienden mee). Het vrouwtje heeft dan direct een voedzame maaltijd, goed voor de ontwikkeling van de eieren. Uit de eieren komen kleine larfachtige spinnetjes, “spiderlings”. Soms lijken die pas na de eerste vervelling op hun ouders.
Omdat spinnen een uitwendig skelet (exoskelet) hebben moeten ze regelmatig vervellen. Hun harde huid kan namelijk niet meegroeien. Een spin vervelt ongeveer 5 tot 7 maal in haar leven. Bij spinnen die erg oud worden, zoals de vogelspin (die kan wel 25 worden) wordt meestal één keer per jaar de huid vervangen. Niet omdat ze maar door blijft groeien, maar om de beschadigde huid te vervangen. Konden wij dat maar.
Voor de vervelling wordt de spin langzaam donkerder van kleur. Enzymen lossen de oude huid met het lichaam op, terwijl de nieuwe huid eronder begint te groeien. De zenuwvezels blijven intact, bijvoorbeeld op de poten. Anders zou de spin al haar zintuigen verliezen. De nieuwe huid ligt onder de oude huid. Die nieuwe huid is keurig opgevouwen, omdat die groter moet worden dan de oude huid. Vlak voor de vervelling gaat de spin met de kop naar beneden aan een draad hangen. Na enkele minuten trekt het achterlijf samen tot minder dan de helft van zijn oorspronkelijke volume. Zijn bloed wordt voor het grootste deel naar het voorlijf gepompt. De druk in het voorlijf verdubbelt, de huid begint te scheuren. Als de huid van het voorlijf los is gekomen, wordt de bloeddruk in het achterlijf verhoogd, totdat hier de oude huid ook scheurt. De nieuwe spin wurmt zich dan uit de oude huid die aan de draad blijft hangen. Regelmatig kun je een spin zien met één of meerdere verloren ledematen. Deze groeien na de vervelling weer aan. Na de eerste vervelling is het nieuwe ledemaat duidelijk kleiner, maar na de volgende vervelling is het verschil al bijna niet meer te zien. Het nieuwe vel begint uit te harden. Om te voorkomen dat haar gewrichten vast gaan zitten strekt en buigt de spin voortdurend zijn poten, hangend aan een draad uit haar spintepel.
Spinnenlast? Doe eens een geurtje
We hopen dat je nog af en toe op spinnenjacht gaat. En dan niet met stoffer en blik, maar met je ogen en de zoekkaart. Verwonder je over hun uiterlijk, hun slimme webstructuren, hun gedrag. Mocht je ondanks alles toch minder of geen spinnen boven je bed willen, dan kun je gebruik maken van de goede reukzin van de spin. Ze hebben een hekel aan geurtjes die wij best lekker vinden, zoals lavendel, citroen, pepermuntolie, teatree-olie. Dus spuit eens in de hoekjes met een beetje water met een aantal druppels van deze olie en de spin zoekt een goed heenkomen. En bedenk als je toch last van pletlust hebt: dankzij deze spin heb je dan weer veel minder vliegen en muggen in je bedstee en hebben honderden vogels een lekker voedzaam hapje. Dus laat ze leven en zet ze voorzichtig buiten.
Bij het schrijven van dit stukje heb ik dankbaar gebruik gemaakt van:
– een ontzettend leuk boekje, “Wonderbaarlijke dieren (die echt bestaan)”door Katherine Rundell (uitgever Thomas Rap), echt een aanrader voor wie van wonderlijke weetjes en leuke verhalen over dieren houdt.
– de website van Ed Nieuwenhuys,
– leuk fimpje over hoe een spin een wielweb maakt
– een goede bron voor wie veel meer details over spinnen te weten wil komen met veel mooie foto’s.
Spinnen zijn krachtpatsers
De voortbeweging van de spin is deels hydraulisch. Door hun bloeddruk in hun poot te variëren kunnen ze die poot strekken of buigen. De springspin ontwikkelt hiermee een springkracht die het mogelijk maakt om 25 tot 40 keer zijn lichaamslengte te springen! Alsof wij in een keer van de Dam op het dak van het paleis zouden kunnen springen of van de grond op het haantje van de Westertoren. Hun spindraad proberen mensen al heel lang na te maken. Want dat is supersterk. Stel dat er een spin zou zijn die een draadje spinragvan 3 cm dik zou kunnen maken, dan zou je daarmee een Boeing 747 in volle vaart mee kunnen stoppen. Het spindraad trekt vocht aan en houdt zichzelf daarmee flexibel. Polynesische vissers maakte visnetten van spinnenweb, elders maakten ze er handige tasjes van. Een hoveling van de zonnekoning, Lodewijk de XIVde, breide van spinrag sokken voor de vorst. Ze glansden als zilver, maar het breisel bleek uit elkaar te vallen. Hij kwam er ook achter dat spinnen houden voor hun rag nog niet zo makkelijk was. De spinnen bleken elkaar in gevangenschap op te eten. Op Madagaskar probeerden ze om spinnen te “melken” om spinnenzijde te winnen. Dat melken (met de hand moest de draad uit een spin getrokken worden) bleek niet rendabel. Elke keer als je een spin had uitgemolken moest je het bos in om een nieuwe te vangen. Voor een kilo spinnenzijde had je al snel 1.300.000 spinnen nodig. In de Amerikaanse burgeroorlog maakten mensen, bij gebrek aan metaal wel trouwringen van prachtig goudglanzend spinrag. Hoe lang die standhielden vertelt het verhaal niet.
Spinnen in cijfers
Er zijn wel zo’n slordige 50,000 soorten spinnen op aarde, in Nederland leven een paar honderd soorten. Spinnen komen in veel grotere hoeveelheden voor dan je zou verwachten. Onderzoekers in Engeland telden in een weiland gemiddeld 130.8 spinnen per vierkante meter. Dat zijn er 130 miljoen per vierkante kilometer. Een gemiddelde spin eet ongeveer 0.089 g insect per dag. Als we even gaan rekenen dan zou Nederland met 15 miljoen inwoners en een oppervlakte van 36150 vierkante kilometer ongeveer 5000 miljard (5000.000.000.000) spinnen tellen. Zij zouden in drie dagen alle Nederlanders kunnen opeten. Maar gelukkig eten spinnen geen mensen. Ze zijn wel goed voor het verorberen van 116 kg insecten per dag per hectare in die Engelse wei. Of er nog zoveel spinnen in de wei zitten weten we niet. Gifstoffen en intensieve landbouw hebben ook veel spinnen het leven gekost. Er staan veel spinnensoorten op uitsterven.
De kleinste spinnensoorten zijn maar een paar millimeter groot. De grootste grotere soorten kunnen meer dan 25 centimeter halen. In Nederland zijn de spinnen in millimeters te meten en komen er geen echt grote spinnen voor. Behalve bij mensen die vogelspinnen als huisdier houden natuurlijk. . Mannetjes blijven bij spinnen vaak kleiner dan vrouwtjes, soms veel kleiner. Bij sommige spinnen zijn de verschillen zelfs zo groot, dat de beide sexen eerder twee aparte soorten lijken (bijvoorbeeld de wespspin).
Gif
Alle spinnen zijn giftig. Het meeste spinnengif werkt verlammend: het zenuwstelsel van de prooi kan geen boodschappen meer naar de spieren sturen. Er is ook spinnengif dat het binnenste van de prooi gewoon oplost in een soort soepje, dat kan de spin dan zo naar binnen slurpen. Ze filtert het soepje via plaatjes met haartjes die alle klontjes (en schadelijke bacteriën) eruit halen. Maar geen paniek, er zijn maar weinig spinnen die een gif hebben dat dodelijk is voor mensen, en die komen hier niet voor. Spinnen hebben ook helemaal geen zin om een mens te bijten: te dikke huid, geen prooidier, riskant. Ze bijten alleen als ze in (doods)nood zijn. Ze zitten juist in hoekjes en op plekken waar ze zo min mogelijk gestoord worden. Het ergste effect wat je buiten Nederland maar wel in in Europa van een spin kunt oplopen is zoiets in orde van een wespensteek. Wordt je gebeten dan is het beste een ijsklontje of nat washandje op de beet.