Roerdommel, reiddomp, domphoren, marbol, rommeldoes, weerlam, pietoortje; koosnaampjes, streeknamen voor de roerdomp, pure poëzie. Ton verraste hem (of haar) in zijn houtschuurtje, waar hij uit kwam rennen, Tony schoot hem in januari) aan de waterkant, terwijl zij stond te vissen. Behoorlijk zeldzaam, uiterst schuw, voorzien van fenomenale schutkleuren en gewoon op bezoek bij ons op de tuin, dat is toch een wonder.
Rietduiker
Door deze rijke verscheidenheid aan streeknamen zou je kunnen denken dat de roerdomp heel algemeen voorkomt, maar niets is minder waar. Ongeveer 500 paartjes schat men wonen er nog maar in Nederland. Een jaartje of 20 geleden waren er dat nog maar 150. Het zijn hele schuwe jongens en meisjes. Ze kunnen zich door hun schutkleur enorm goed verbergen, vooral in het riet. Het woord roerdomp bestaat uit twee delen. Het eerste deel ‘roer’ betekent ‘riet’, het tweede deel ‘domp’ kent twee mogelijke verklaringen. Mogelijk staat ‘domp’ in verband met het doffe geluid dat ze in de paringstijd maken. Het geluid van de roerdomp is echt heel bijzonder, de omschrijvingen gaan van trommel tot trombone. (Beluister het geluid op https://www.vogelgeluid.nl/roerdomp/). Een andere verklaring is dat ‘domp’ komt van het werkwoord ‘dompen’ dat betekent ‘onderduiken’. Een roerdomp is dan een ‘riet-duiker’, een vogel die in de rietvelden onderduikt.
Geluid van de duivel
Het geluid van de roerdomp werd in de middeleeuwen wel het geluid van de duivel genoemd. Het feit dat de roerdomp zulke goede schutkleuren heeft en als een duveltje uit een doosje kan opduiken droeg bij aan zijn slechte naam. In het riet nemen ze de “paalhouding” aan. Ze strekken hun hals naar boven en houden hun snavel in de lucht, dat maakt ze nog moeilijker te onderscheiden van de omgeving. (Kijk Dansende roerdomp )
Je kunt je dus rotschrikken van de combinatie van onzichtbaarheid en bijzonder geluid. Tot overmaat hebben ze een heel scherpe snavel en als ze in het nauw gedreven worden kunnen ze hun belager daarmee spiesen. Ze zijn erg territoriaal en kunnen grotere en gevaarlijker dieren door hun agressie verjagen.
Aderlatingen
Roerdompen (Botaurus stellaris) zijn een soort reigers (familie Ardeidae). Vliegend ziet hij er ook echt als een reiger uit. Ze leven in rietlanden met veel plasjes. De roerdomp eet vooral vis, amfibieën (vooral kikkers), kleine zoogdieren (vooral woelmuizen), insecten (vooral libellenlarven) en kleine vogels. De historische achteruitgang van de soort wordt soms in verband gebracht met het verdwijnen van de medicinale bloedzuigers, een belangrijke voedselbron van de roerdomp. De medicinale bloedzuiger ging al in het midden van de 19de eeuw sterk achteruit omdat hij massaal gevangen werd om gebruikt te worden voor aderlatingen. Zo werden rond 1833 vanuit Duitsland 42 miljoen bloedzuigers geëxporteerd naar Frankrijk en 30 miljoen naar de Verenigde Staten. Ik heb me laten vertellen dat men in de VS tot ver in de vorige eeuw doorging aderlaten. Sneu voor de roerdomp dus (en voor menige vooraanstaande Amerikaan, oa George Washington). Bij ons op de tuin wordt de bloedzuiger trouwens regelmatig aangetroffen. Maar hoe dan ook de roerdomp is dus behoorlijk zeldzaam geworden.
Gezenderd
Bij ons in de buurt zitten er roerdompen in het Ilperveld. Daar wordt veel onderzoek gedaan naar roerdompen en worden ze ook gezenderd. Op de website van de Vogelbescherming zijn de gezenderde roerdompen te volgen.
Roerdomp Elly bijvoorbeeld is al enige tijd niet meer in het Ilperveld gesignaleerd. Na een tijdje ontvingen de onderzoekers een signaal vanuit de omgeving van Calais. Ze zat daar minstens een dag bij een meertje dat vermoedelijk is gegraven voor de jacht op watervogels. Daarna zijn geen signalen meer ontvangen. Roerdompen Naomi en Anneke zitten nog wel in het Ilperveld. Van Jaap en Cees zijn al een tijdje geen signalen ontvangen. Roerdompen kunnen trekken. Tot ver aan de Sahara aan toe. Dat doen ze vooral als er voedselgebrek is, bijvoorbeeld door de vorst, maar meestal blijven ze gewoon thuis.
Polygaam
De roerdomp broedt van half april tot half mei. Het vrouwtje bouwt het nest. Een bedje van dood riet, vlak boven de waterspiegel. Ook de broedzorg is vooral voor het wijfje. Roerdompen leggen gewoonlijk één maal per jaar 5 tot 6 eieren. De eieren worden gelegd met een tussenperiode van twee of drie dagen. Het wijfje bebroedt de eieren ongeveer 25 dagen. De jongen komen niet tegelijk maar om de twee à drie dagen uit. Na ongeveer 50 dagen vliegen de jongen uit. De jongen die het eerste uitkomen zijn in het voordeel. Roerdompmannen zijn vaak polygaam. Mannetjes kunnen er soms tot vijf vrouwtjes op na houden. Monogame mannetjes nemen een deel van de broedzorg op zich, polygame meestal niet.
Van adel
Vroeger moet de roerdomp een algemene verschijning geweest zijn. In 1454 gaf Filips de Goede een feestelijk banket waar maar liefst 400 roerdompen werden opgediend. De roerdomp was iets exclusief: alleen wie van adel was mocht op hem jagen. In jachtverslagen uit de vijftiende eeuw duikt hij regelmatig op. Roerdompen worden tijdens de eerste helft van de 17de eeuw ook regelmatig in voorraadkamers afgebeeld, dus bestaat er geen twijfel dat ze opgegeten werden.
Op dit schilderij van Frans Snijders (1579-1657) zie je trouwens dat niet alleen roerdompen, maar ook pauwen en reigers op het bord van de welgestelden belandden.
Er bestaat ook een zelfportret van Rembrandt met een dode roerdomp in de hand.
Johannes Fijt (1611-1661) Roerdompen en eenden door honden verrast
Iris