Wist je dat er ongeveer 120.000 verschillende soorten vliegen bestaan – ongeveer een vijfde van alle gekende diersoorten op de wereld? Voor elke mens zouden er zo’n 17 miljoen stuks rondvliegen. En ze komen zowat overal voor: van woestijn tot poolgebied, van tuinvijver tot bergtop. Samen vormen ze het hoofdbestanddeel van het menu van duizenden diersoorten: zwaluwen, vleermuizen, hagedissen, padden, bidsprinkhanen … De larven van veel vliegensoorten zijn bovendien van cruciaal belang voor de afbraak van rottend, organisch materiaal, waardoor er voedingsstoffen vrijkomen die planten dan weer hergebruiken om te groeien. En waar weinig mensen zich van bewust zijn: net als bijen, hommels, wespen en vlinders zijn ze ook prima bestuivers! Kortom, vliegen zijn een onmisbare schakel in ‘the bigger picture’ en zorgen mee voor het behoud van het natuurlijk evenwicht in zowat elk ecosysteem..
Hoe herken je een vlieg?
Vliegen (Brachycera) vallen onder de orde van de tweevleugeligen (Diptera) en hebben dus – je raadt het al – één paar vleugels. Net als veel andere insecten bestaan ze uit een kop (met sterk gereduceerde voelsprieten) en een borststuk en achterlijf voorzien van drie paar poten. Afhankelijk van de soort kunnen ze behoorlijk verschillen in lengte en kleur. Vooraleer ze volwassen worden, gaan ze door vier verschillende levensfasen: van eitje naar larve en van pop naar vlieg. De meeste vliegensoorten leven niet bijzonder lang, gemiddeld zo’n twintig dagen.
Dit zijn de soorten die je bij ons in de zomer het vaakst kan tegenkomen:
Huisvliegen (Musca domestica)
De huisvlieg is lid van de familie van de echte vliegen (Muscidae) en misschien wel een van de bekendste insecten ter wereld, omdat ze quasi overal voorkomt. Net als ratten en duiven is ze een echte cultuurvolger: ze leeft in de buurt van waar mensen wonen en volgt ons in onze voetsporen, omdat ze afhankelijk is van het afval dat wij produceren. Met haar overwegend zwarte kleur en gemiddelde grootte (5 tot 10 mm) heeft ze een weinig opvallend uiterlijk, al kan je haar wel gemakkelijk onderscheiden van andere vliegen door haar roodbruine facetogen en haar grotendeels geelbruin achterlijf. In tegenstelling tot de bromvlieg kan je de huisvlieg amper horen voorbijvliegen; enkel wanneer ze echt rakelings langs je oren vliegt, zal je haar vleugels horen zoemen. Wanneer ze even op je plafond landt om uit te rusten, begint ze zichzelf meteen ijverig te ‘wassen’ met haar pootjes.
Wie op een warme dag voorbij een overvolle vuilnisbak wandelt, passeert eigenlijk een kweekkastje voor huisvliegen. Ze legt namelijk haar eitjes in rottend afval, en in zo’n broeikas ontwikkelen die zich veel sneller tot maden – soms zelfs al op een dag tijd – en nadien tot vliegen. Geen wonder dus dat de huisvlieg zich in de warme maanden vaker laat opmerken in en rond je woning. Je vuilnisbakken goed afsluiten en je aanrecht vrij van keukenrestjes houden, is dus de boodschap. Maar ook in de lente kan je plots opvallend veel huisvliegen aan de binnenkant van je ruiten zien zitten. Dat zijn dan de exemplaren die ergens op een beschut plekje geschuild hebben voor de kou en uit hun winterslaap ontwaken, snakkend naar licht en warmte.
Bromvliegen (Calliphoridae)
De bromvlieg – ook wel aasvlieg of vleesvlieg genoemd – is een behoorlijk funky insect als je het van dichtbij bekijkt. Met haar harig, glanzend metallic borststuk en achterlijf in blauw, groen en zwart valt ze meteen op. Maar nog lang voor je haar gezien hebt, kan je al weten dat er een bromvlieg in je huis zit, door het diepe, brommende geluid dat ze produceert. Dat heeft ze te danken aan de kleine haartjes op haar vleugels, die tijdens het vliegen trillingen in de lucht veroorzaken. Bovendien is zij wat langzamer en groter (10 tot 15 mm) dan de gewone huisvlieg, wat maakt dat je haar echt als een miniatuur-drone door de lucht kan zien snorren.
Eigenlijk kan je niet echt spreken over ‘de’ bromvlieg, want haar familie bestaat in België uit maar liefst 37 verschillende soorten. Terwijl hun maden zich gulzig schrokkend tegoed doen aan mieren, andere insectenlarven en dierlijke resten, zijn de volwassen bromvliegen dol op stuifmeel van allerhande schermbloemigen. En ook een potje honing of een glaasje limonade is niet veilig voor de bromvlieg.
Je ziet ze soms ook weleens op hondenpoep zitten, maar in tegenstelling tot de strontvlieg is dat niet de plek waar ze hun eitjes leggen. Liever laten ze hun nakomelingen meteen uitkomen op een lekker, sappig … kadaver. Jummie!
Fruitvliegen (Drosophila melanogaster)
De fruitvlieg of bananenvlieg is amper 2 tot 3 millimeter lang, hoewel hij optisch wat groter lijkt door zijn uitstekende vleugels. Typisch zijn de grote, rode ogen en het bolle borststuk, en het feit dat je de mannetjes relatief makkelijk kan onderscheiden van de vrouwtjes. De eersten hebben een zwarte stip op het achterlichaam en een afgeronde achterlijfspunt, de laatsten missen die stip en hun achterlijf eindigt in een stekelachtige punt.
Heb je in de zomer een schaal vol vers fruit op je aanrecht staan? Dan mag je er donder op zeggen dat je binnen de kortste keren een kolonie fruitvliegen in je keuken hebt wonen. De volwassen exemplaren zijn verzot op de gistende sappen, terwijl de maden zich tegoed doen aan de bacteriën en schimmels op het fruit.
Om de larven te verzekeren van voldoende voedsel, leggen ze dan ook hun eitjes rechtstreeks in jouw sappige perzik of zoete banaan. Geen smakelijke gedachte, want ze verspreiden schimmels, bacteriën en gistcellen en zijn op die manier dan ook schadelijk voor de mens. Als ze niet zo’n grote bijdragen aan de wetenschap hadden geleverd, dan hadden we ze waarschijnlijk al lang finaal uitgeroeid.
Zweefvliegen (Syrphidae)
Vergis je niet, de geel-zwarte bezoeker die je tijdens je boswandeling tegenkomt, is niet wie je in een eerste oogopslag denkt. Sommige zweefvliegen hebben er een handje van weg zich te vermommen als hun opvallend gestreepte neefjes, denk maar aan de bijvliegen of de fopwespen. Maar in tegenstelling tot wespen, bijen of hommels hebben ze geen angel – ze steken dus niet – en slechts twee vleugels in plaats van vier. In hun vleugels zit een unieke ader, de ‘vena spuria’, die niet tot de vleugelbasis of de vleugelrand reikt. Sommige soorten, zoals de vliegende speld, doen wat minder hun best om op te vallen. Dit kleine beestje van amper 1 cm lang met een absurd smalle wespentaille zie je amper voorbijvliegen.
Een uniek trucje van deze vlieg is dat hij letterlijk kan ‘zweven’: in tegenstelling tot andere vliegen kan hij perfect op één punt stilhangen in de lucht en is hij heel wendbaar, zoals een helikopter. Hij slaat zijn vleugels zo’n 200 tot 300 keer per seconde.
Een energieverslindende work-out, wat meteen verklaart waarom je de zweefvlieg zo vaak in de buurt van bloeiende bloemen aantreft, waar hij non-stop van nectar en stuifmeel kan smullen. Met zijn korte tong kan hij enkel eten van schermbloemen en composieten, waarbij de nectar niet te diep ligt. Voor veel soorten zijn onze winters te koud – zij migreren naar warmere oorden om zich voort te planten, waarna hun nakomelingen terugkeren zodra het kwik weer de hoogte in gaat. Daarom zie je zweefvliegen bij ons voornamelijk in de zomer opduiken.
Dazen (Tabanidae)
Wie paarden houdt of regelmatig in een manège vertoeft, heeft vast al eens met dit bloedzuigend insect te maken gehad. Dazen, steekvliegen of paardenvliegen zien eruit als fors gebouwde vliegen met een krachtige steeksnuit waarmee ze pijnlijke beten toedienen, bij mens én dier. Aangezien hun snuit bestaat uit verschillende mesjes, kunnen ze je huid letterlijk opensnijden en zelfs door dunne kleding heen bijten. Zie je bij zomerse temperaturen een paard met een jasje aan in de weide staan, weet dan dat de eigenaar geen dierenbeul is, maar hem net wil beschermen tegen de dazen. Net als bij muggen zijn het ook hier enkel de vrouwtjes die bijten, om de nodige voedingsstoffen uit de bloedmaaltijd te halen die haar helpen haar eitjes te laten rijpen in haar lichaam.