
door Iris de Veer
Vorig jaar schreef ik al dat we steeds meer paddenstoelen hebben op ons complex en dat dat goed is. Paddenstoelen maken van dood materiaal (vooral hout) eten voor je planten. Dit jaar heb ik wat minder paddenstoelen gevonden. Dat kan ook komen doordat ik oktober op reis was. Paddenstoelen houden van warm en vochtig weer. Bij kou verdwijnen de meesten onder de grond. Ik kreeg berichten van tuinder Emmy die in haar tuin een soort tsunami van paddenstoelen aantrof, vooral de sombere honingzwam. Hele velden. Paddenstoelen zijn geen plaag of bewijs van bederf, maar onmisbare bondgenoten in onze. Ze ruimen op, voeden bomen en planten en vertellen zonder woorden hoe gezond een gebied is. Hieronder een overzicht van zeven veelvoorkomende die ik dit jaar aantrof.
Plukken?

Paddenstoelen plukken is eigenlijk niet zo’n goed idee. Als je ze plukt om op te eten, kijk dan heel goed uit want feilloos paddenstoelen determineren is lastig. En een kleine fout kan grote gevolgen hebben: sommige heel giftige en eetbare soorten lijken op elkaar. Verder is het zonde want de padenstoelen die je boven de grond ziet zijn de “zaaddragers”. Dus één paddenstoel weggeplukt vermindert het aantal paddenstoelen in het volgende jaar. Dus laat ze staan!
Oeroude reus: (Sombere) honingzwam (Armillaria ostoyae)

De sombere honingzwam is een plaatjeszwam met een manchet. Een manchet is een soort rokje aan de steel dat overblijft van het vlies waar de hoed van de paddenstoel in zat toen hij boven de grond kwam. De hoed kan wel 20 cm groot zijn maar is meestal zo’n 10 cm. De steel ook zo’n centimeter of 10. Ze zijn vleeskleurig- tot roodbruin met donkerbruine, vezelige schubben. Ze ruiken best lekker, een beetje fruitig.
Als je ze ziet denk je “leuk paddenstoeltje”, maar eigenlijk heb je kans dat je naar het grootste en oudste levende wezen op aarde kijkt. Nou ja naar een nietig bloemetje ervan. Het netwerk van ondergrondse zwarte draden (mycellium) kan enorme oppervlakken beslaan. Eén kolonie in Amerika in Oregon is is sombere honingzwamkolonie ontdekt die misschien wel 2400 jaar oud is. De schatting is dat ondergronds mycellium wel 8,9 km² groot is in oppervlakte. Zeg maar 2 uur wandelen van het ene einde naar het andere. Ook in het Zwitserland komt zo’n oude reus voor. Daar is de schimmel ongeveer duizend jaar oud en zo’n 800 meter lang en 500 meter breed. Wie weet hoe groot en hoe oud de reus in de tuin van Emmy wel niet is. Misschien is hij wel zo groot als ons hele volkstuincomplex. Hij is wel eetbaar, na grondig verhitten, maar de smaak is niet echt de moeite waard.
Kleurrijke gifkikker: Vliegenzwam (Amanita muscaria)

Deze klassieker met rode hoed en witte stippen vond Emmy ook al in haar tuin. Een mooie rode kleur, hoewel die ook kan verbleken. De witte stippen kunnen er door de regen ook af gaan. Een saaie oranje hoed kan dus toch een vliegenzwam zijn. Deze foto is van een heel gaaf exemplaar. De vliegenzwam leeft in nauwe samenwerking met loofbomen berken, eiken, beuken en maar ook met dennen en sparren. Zijn mycelium dringt niet binnen in de boom, maar wikkelt zich om de wortels. De boom levert suikers, de zwam water en mineralen. Sommige stoffen in de vliegenzwam hebben een bedwelmende of hallucinerende werking. Het verhaal gaat dat je er een vliegervaring van krijgt. Denk heks op bezemsteel. Hij is giftig, al moet je er wel tamelijk veel van eten om dood te gaan.
Gele sloper: Gewone zwavelkop (Hypholoma fasciculare)

De hoed is tussen de 2 en de 6 cm. De kleur is zwavelgeel met een wat donkerder oranjebruin midden. De vorm is eerst wat bolvormig, later plat uitgespreid, met een bult die vaak in het midden uitsteekt. De lamellen (de plaatjes aan de onderkant) zijn eerst geelachtig, dan groenachtig en ten slotte olijfbruin van kleur. De steel is 3 tot 10 cm lang, Van binnen is de steel hol. Hij groeit in drukke toeven op dode bomen en soms aan de voet van levende bomen. Zwavelkoppen groeien op allerlei soorten hout. De zwavelkop breekt hout efficiënt af en speelt daardoor een sleutelrol in de kringloop. De smaak is heel bitter en hij is heel giftig, ook bij een klein hapje.
Kleine genezer: Gewoon eikenbladzwammetje (Gymnopus dryophilus)

Dit mooie paddenstoeltje komt bijna op de hele wereld voor. Hij groeit graag op dood hout en op strooisel. De hoed heeft een diameter van 2 tot 5 cm. De kleur is lichtbruin tot oranjegeel met een lichter gekleurde en vaak doorschijnend gestreepte rand. De vorm is gewelfd tot vlak. Hij heeft echt water nodig om te kunnen groeien en bij een beetje droogte droogt hij wittig op met een wat donkerder blijvend centrum. Hij voelt ietwat vettig aan. De lamellen staan dicht bij elkaar en zijn wit-beige van kleur. De steel heeft een lengte van 2 tot 8 cm, dun, hol en glad zonder haren. De kleur is dezelfde als die van de hoed. Het zwammetje ruikt gekruid en aangenaam, volgens sommigen naar zaagsel. Je zou hem kunnen eten en hij bevat ontstekingsremmers.
Tere opruimer: Gewone hertenzwam (Pluteus cervinus)

Te vinden op dood loofhout, zelfs op oude meubelplanken in tuinhuisjes. De hoed is bruin, vaak met een subtiele vezelstructuur. Kenmerkend zijn de vrijstaande lamellen die jong wit en later zalmroze kleuren. Deze soort is eetbaar, maar niet bijzonder van smaak. Wel is hij een nuttige opruimer van dood hout. Hij “koloniseert” rotte stronken, gekapte boomstammen, dikke takken en blootliggende wortels in de laatste fase van verval. Soms denk je dat hij los in de aarde staat, maar is hij bezig een onder de aarde gelegen tak op ruimen.
Stinkende schone: Stinkparasolzwam (Chlorophyllum rhacodes var. brunneum)

Het is een veelvoorkomende en wijdverspreid paddenstoeltje. Hij houdt van plekken waar mensen in de weer geweest zijn. Stikstofrijke omgevingen hebben zijn voorkeur. Hij leeft op een humus in gazons, in bladerhopen, parken en langs wegen en paden. De paddenstoel wordt stinkparasol genoemd vanwege de vieze geur van verbrand rubber. Hij smaakt ook echt vies. De hoed is 1 tot 4 cm breed, eerst halfbolvormig, al snel kegelvormig en uiteindelijk bol met een puntje. Hij heeft een hol wit steeltje. Het oppervlak is witachtig met fijne, roodbruine, min of meer in een rondje gerangschikte schubben. de steel is hol en wit en heeft vaak een “rokje”.
Paarse schijnridderzwam (Lepista nuda)

Met zo’n naam heb je geen titel nodig. Een opvallende verschijning in herfstige bladstrooisels: lilapaarse hoed, steel en lamellen. Hoewel je hem ook in de zomer kunt zien. De kleur verbleekt bij ouderdom, maar de bloemige geur blijft. Groeit vaak in heksenringen op voedselrijke (bos)bodems. Ik trof hem aan in een stapelmuurtje. Hij is eetbaar, geliefd bij kenners, maar laat ze maar aan hen over en laat ze staan.
Big beauty: Reuzenchampignon (Agaricus augustus)

In september vond ik in mijn eigen tuin een prachtige reuzenchampignon. De keizer onder de paddenstoelen (vandaar zijn naam “augustus”). Zijn hoed kan wel 25 cm worden en hij heeft een beeldig rokje aan zijn steel. Het witte tot geelbruine oppervlak is bedekt met een droge waslaag met kastanjebruine vezelige schubben. De witte, knotsvormige steel is tien tot twintig centimeter hoog en heeft een doorsnede van twee tot vier centimeter. De steel steekt meestal diep in de bodem en soms is gedeeltelijk hol. De witte steel is van de ring tot de basis vlokkig geschubd. Deze schubben kleuren na verloop van tijd bruin. Echt een lust voor het oog. Het witte vlees is stevig en dik en verkleurt na beschadiging geel of rood. Hij heeft een schimmelige smaak en een sterke nootachtige geur die een beetje doet denken aan amandelen. Hij houdt van hout en van voedselrijke grond. Je vindt hem in zowel loof- als naaldbossen als in parken. Het is vooral een zomerpaddenstoel die in augustus en september verschijnt.
