Een gezonde bodem

Tuinieren begint in de grond, in de bodem van je tuin. De grond bepaalt welke planten het wel en welke het niet goed gaan doen. De gezondheid van je grond bepaalt hoeveel voedingstoffen er in je groenten en fruit zitten. Om te weten of je bodem gezond is, en wat voor bodem je hebt, is het van belang om iets te weten over de structuur dan van de bodem. Hoe korrelig die is bepaalt hoe makkelijke planten en bomen kunnen ademen en hoe makkelijk er water doorheen kan. Dit alles bepaalt de fysische samenstelling van je aarde.
Verder is de chemische samenstelling van je bodem belangrijk: welke voedingsmiddelen en mineralen de aarde in je tuin bevat. Een onderdeel daarvan is de zuurgraad de aarde heeft, dat bepaalt hoe makkelijk de meststoffen kunnen worden opgenomen door de plant.
Dieren, bacteriën en schimmels in de grond helpen om zowel de structuur als de chemische samenstelling in de grond te verbeteren. Zij helpen planten door voedingstoffen voor te verteren en te transporteren. Zij vormen de biologische component van de bodem.
Daarnaast zijn water en zuurstof in de bodem belangrijk voor een gezonde bodem.

Structuur van de bodem: op de korrel
Ooit was alles steen of water. Waar wij in tuinieren is eigenlijk een mengsel van steenstof en afval van leven (humus).
Steen verweert door temperatuurwisselingen, slijt tot kiezels, korrels en stof door weer en wind, en barst en smelt door geologische veranderingen zoals vulkaanuitbarstingen. Die vulkaanuitbarstingen zorgden voor afzettingen, sediment of stollingsgesteentes. Zuren lossen steen op in water dat elders weer afgezet wordt als kalk. Zon, wind, regen en vorst kunnen stenen breken, schuren, slijpen en laten barsten. Bij het verweren van steen ontstaat uiteindelijk zand (met zichtbare korrels steen), sloef (kleinere korrels) en klei (de allerkleinste korrels, meer stof). Zand laat makkelijk water door en bevat veel lucht, je kunt de korrels op je huid voelen als je de aarde tussen je vingers wrijft. Klei laat niet zo makkelijk water door en bevat bijna geen lucht. Als je het in je hand hebt kun je er ene balletje van kneden, zo vast is het. Een mengsel van al deze verschillende korrels heet leem.
De korreligheid van je grond maakt dat er meer of minder lucht tussen de korrels kan komen. Planten hebben zuurstof nodig bij hun wortels en moeten de uitgeademde kooldioxide weer kwijt kunnen. Ze moeten kunnen ademen. Daarom wordt klei vaak geploegd of omgespit. Door de vorst vriest de kleigrond zo gemakkelijker open en komt er meer lucht in. Grof zand heeft genoeg lucht, maar heeft als nadeel dat het water er gemakkelijk doorheen sijpelt. Een goede bodem voor planten betekent dat er 20-30% lucht in zit. Compost en grof organisch materiaal (fijngeknipte takjes bijvoorbeeld) verbeteren de structuur van je grond doordat ze hem grover maken.
Fijne onbedekte aarde spoelt of waait makkelijk weg dat noemen we erosie.
Die korrellagen zijn door aardverschuivingen, rivieren, zeeën en gletsjers weer op andere plaatsen terecht gekomen dan ze zijn ontstaan. Zo hebben wij in onze Amsterdamse veengrond zandlagen. Daar rusten onze heipalen op.
Onder druk van bijvoorbeeld grote hoeveelheden water kunnen humus en korrels weer tot steen worden. Denk maar aan het Belgische hardsteen van de stoepranden in het centrum van de stad, daar kun je de skeletten van de zeebeestjes in de vorm van fossielen nog in zien zitten. Als je er een stuk van af slaat, stinkt die Belgische hardsteen nog steeds naar moeras.

Belgisch hardsteen

Humus: dood in de pot
Het andere bestanddeel van onze bodem is humus. Humus is een mengsel van rottend materiaal: dode planten en dierenresten, poep, gevallen vruchten en zo voorts. Humus of organisch materiaal, bevat veel koolstof, vandaar de bruinzwarte kleur. Koolstof komt uit de lucht. Planten nemen door fotosynthese kooldioxide (CO2) op en maken daar met behulp van zonlicht en water, daar suiker en vezels van. De zuurstof (O) geven ze weer terug aan de atmosfeer en dat ademen wij en andere dieren (en planten) weer in. Koolstof (C) is een van de belangrijkste bestanddelen van alles wat leeft. Als er iets doodgaat, komt de koolstof weer in de kringloop via de humuslaag. Ook komt er weer CO2 vrij dat door levende wezens wordt uitgeademd. De in de grond opgehoopte koolstof kan ook worden omgezet in steenkool en aardgas. Steenkool is dus een soort oeroude humus. Groen kan veel koolstof opslaan en is dan ook goed voor het milieu en het klimaat. Jouw volkstuin van ongeveer 250 vierkante meter kan per jaar wel zoveel CO2 opslaan als er door een auto wordt uitgestoten als die 1800 kilometer rijdt, zeg maar van hier tot Malaga.
Omgekeerd als je groen composteert of anderszins laat rotten wordt er weer CO2 uitgestoten. Een boom die 30 jaar lang CO2 heeft opgeslagen geeft die als je hem omzaagt weer CO2 af aan de lucht, of je hem nou in je tuin legt of in de kachel stopt. Als je een spa in de grond steekt zie je dat aarde dieper in de bodem lichter van kleur is. De zwarte aarde bevat de meeste CO2. Waar de aarde niet meer van kleur verandert is er nog maar weinig CO2 in de aarde.

Stampers en gravers
Ooit was de aarde bedekt met oerbos. De bodem in dat bos was los en rul van de humus. Mensen zorgden er met hun landbouw, veehouderij en bomenkap voor dat die rulle humuslaag werd dichtgestampt. Om nog maar te zwijgen van onze moderne tijd waarin we met zware machines, wegenaanleg en tuinbetegeling de aarde extra snel en stevig inpersen.

Als de aarde te dicht is, verdrinken planten bij veel regenval en verdrogen ze in de periodes met weinig regenval. Dichte aarde kan ook minder of geen zuurstof bevatten. Bomen kunnen zo stikken. Bomen kunnen ook oppervlakkiger gaan wortelen en vallen bij een beetje storm om. Planten kunnen geen worteluitlopers meer vormen. Een verdichte aardlaag waar water op blijft staan zorgt voor het zogenaamde badkuipeffect. De aarde boven de verdichte laag wordt smurrie, waar bomen en planten ook niet stevig in kunnen wortelen. De vorst helpt in de winter om de aarde weer kruimelig te maken, daarna kunnen wormen en andere gangengravers (ja ook mollen en woelmuizen kunnen we daarvoor dankbaar zijn!) er voor zorgen dat er weer lucht en water in de bodem kan komen.

Je kunt ook het vermogen van te dichte grond (zoals onze veengrond) om water door te laten en vast te houden vergroten door het het strooien van zand en allerlei steenmeel (kleikorrels, lavameel , vermiculiet. etc.). Hij wordt minder slap, minder zuur en klinkt niet zo snel in. Die steenmaterialen bevatten ook allerlei voedingstoffen, micronutriënten, waarover straks meer. Ik doe het door afval van mijn beeldhouwen (gips en kalksteensteengruis) over de aarde te strooien.

Tuinmannetjes
Als je medelijden met jezelf hebt, omdat je weer eens heel hard in je tuintje hebt gebuffeld, is het goed om je te bedenken dat het meeste tuinwerk gedaan wordt door andere “tuinmannetjes”. Die tuinmannetjes zitten onder de grond. Tot wel zeven kilometer onder de grond zijn er bacteriën en andere kleine zwoegertjes voor ons aan her werk. De meeste kennen we nog niet eens en zien doen we ze al helemaal niet, maar zonder hen was tuinieren onmogelijk. De grotere dieren, zoals vogels en zoogdieren doen veel voorwerk door het eten van planten en het uitpoepen van de resten. Daarna gaan regenwormen, slakken, insecten, springstaartjes, gisten, wieren, mijten en ander klein gespuis aan de slag. Dan is het de beurt aan bacteriën en schimmels. Onze bodem wemelt er van. Een gram aarde bevat honderden miljoenen bacteriën en wel honderd meter schimmeldraad. Een hectare bodem (zeg twee voetbalvelden) heeft een gewicht aan bodemleven van vijf of zes koeien.

Leve de schimmel, viva la slak
Velen van ons denken bij schimmels direct aan ziekte, dood en verderf. Niet helemaal terecht. Sommige schimmels maken ons ziek, maar de meeste schimmels helpen ons om te leven. Schimmels zijn eigenlijk geen planten, want ze doen niet aan fotosynthese. Vaak hebben ze een omhulsel van chitine net als insecten. Ze bewegen zich door de aarde als dieren. Ze spinnen hun draden tot diep onder de grond. Sommige soorten laten af en toe boven de grond hun vruchten zien in de vorm van paddenstoelen. Sommige spinnen de wortels van bomen helemaal in. Niet om ze aan te tasten maar om ze voedsel in de vorm van suikers aan te bieden. Ze kauwen het voedsel voor bomen en planten vast voor en plukken zelf een graantje mee. Ze zorgen ook voor verdichting van de aarde, zodat niet alle regenwater zo maar naar grotere diepte stroomt. Ze gaan ook samenwerkingsverbanden aan met bacteriën. Ze waarschuwen elkaar als er wat te halen is en leven van elkaars afvalproducten.
Natuurlijk houd je als tuinier niet zo van slakken, toch zouden we ze dankbaar moeten zijn. Ze zorgen voor de verspreiding van de schimmels die onze bodem gezond houden. Nog even afgezien van het feit dat ze een belangrijke voedselbron zijn voor onze lievelingen als merels en egels.

Zuinig op humus: mulchen
Waar de zon direct op de aarde kan schijnen, warmt de aarde op en daardoor kunnen de kleine organismen die de humus verteren zich sneller volvreten. Ze zorgen daarbij voor extra veel voedingstoffen voor planten. Dat zorgt voor een groeispurt bij je planten, maar ook voor snellere uitputting van de grond. Ook omdat in de winter de kale bovenlaag makkelijker stukvriest en verwaait. De regen spoelt een deel van de voedingstoffen weg naar diepere lagen en het grondwater. Erosie kan er voor zorgen dat je kostbaar voedsel voor je planten kwijt raakt. Dat maakt dat je op kale zwarte aarde steeds mest en compost bij moet strooien of groenbemesting toe moet passen. We moeten dus zuinig zijn op onze humuslaag, de voedingsbodem voor onze planten en die humus beschermen tegen uitdrogen, uitspoelen en verwaaien. Dat kun je doen door een kruidlaag over de hele bodem te laten groeien of door de aarde af te dekken met een mulchlaag. Een laag van stro, groen van gewied onkruid, grasmaaisel of iets dergelijks. Wat het heel goed doet zijn bladen van de smeerwortel.

Stop spitten
Vaak strooien tuinders kalk. Kalk zorgt er voor dat de humus sneller verteert. Voedingsstoffen komen dan sneller vrij. Dat is in eerste instantie wel gunstig en zorgt voor extra plantengroei. Veel van die voedingsstoffen spoelen daarmee echter snel uit in het grondwater en in onze sloten. Niet voor niets bestaat de uitdrukking: kalk maakt rijke vaders en arme zonen. De aarde raakt met kalkgift gemakkelijk en snel uitgeput. Vroeger bestond kalkgift vaak uit gemalen mergel, vandaar de term ”uitmergelen”.
Vroeger vonden we spitten een goed manier om onkruid weg te werken en de aarde opener te maken. Daarbij verstoor je ernstig, weten we nu, het bodemleven. Je zorgt er voor dat beestjes en schimmels die met weinig zuurstof toekunnen boven komen en degenen die veel zuurstof nodig hebben juist beneden terecht komen. Dan zitten ze allebei net verkeerd en veel gaat er dood. Het duurt dan een tijd voordat je bodemleven weer hersteld is. Het moderne inzicht is dat spitten meestal echt niet goed is voor je tuin en dat je beter kunt groenbemesten. Dat wil zeggen compost strooien, speciale planten laten groeien die de bodem verbeteren. Wel is het zinnig om te vaste aarde te beluchten door met een spitvork erin te wrikken of de structuur te verbeteren (zie boven).
Wil je een stuk grond vol onkruid geschikt maken om te te tuinieren, dan kun je in plaats van spitten ook het volgende doen. Strooi goede stalmest, bedek het met een laag karton (zonder plakband) en wacht een aantal weken. Het karton verstikt het onkruid en de mest kan verteren in de grond en voila je kunt aan de slag. Wormen en andere tuinmannetjes maken je bodem voor je schoon.

Behoud het bodemleven
Om de humuslaag te beschermen is het beter om een kruidlaag op de aarde te laten groeien tussen de planten. Die onderbegroeiing van bijvoorbeeld hondsdraf, vergeet-mij-nieten, vogelmuur, winterpostelein of lievevrouwebedstro houdt de bodem koel en vochtig in de zomer en zorgt voor minder afkoeling in de winter. Een soort isolatiejasje voor de aarde. Overtollige voedingstoffen verdwijnen zo niet de diepte in. Wordt de kruidlaag te opdringerig dan kun je hem uittrekken en als mulchlaag terug op de aarde leggen. Dat houdt de humuslaag in stand.
De Verenigde Naties hebben net een alarmerend rapport uitgebracht over ons bodemleven. We zijn met onze landbouwmethodes (ploegen, bestrijdingsmiddelen, kunstmest) hard bezig om het bodemleven langzaam maar zeker uit te roeien. De inschatting is dat onze humuslaag zodanig is aangetast dat we nog meer een oogst of 60 op deze manier kunnen binnenhalen en dat dan onze bodem dood is en we niets meer kunnen verbouwen. Dat betekent dat onze bodem over 30 jaar wel eens totaal uitgeput zou kunnen zijn. Er zijn veel hoopgevende experimenten dat zodra boeren ophouden met spuiten en mesten en zorgen voor afwisselende teelt en een altijd groene kruidlaag de bodem zich weer herstelt, dat er dan ook weer meer insecten komen en daardoor ook weer meer vogels en andere dieren.

Veen: de grond van Sloterdijkermeer
De oorspronkelijke grondsoort in onze polder is veengrond. Veengrond is eigenlijk humus die gevormd is in zuurstofarme omstandigheden, onder water. De humusvorming of verrotting is daardoor vertraagd en onvoltooid. Je kan vaak grote plakken halfverteerde planten zien en wortels en boomstammen blijven vaak intact. Ook mensen en dieren verteren vaak niet goed, denk maar aan de veenlijken. Onze veengrond heeft van nature een tamelijk hoge zuurgraad. Dat zuur komt via de half verteerde plantenresten in het water. Door die hoge zuurgraad kunnen er maar weinig bacteriën in het water leven en vertraagt de verrotting nog meer. Inmiddels hebben generaties tuinders daar natuurlijk vaak wel iets aan veranderd door het ophogen van de aarde met tuinaarde of het toevoegen van meststoffen.
Het resultaat van vervening is een slappe, natte, sponsachtige aarde, die weinig water kan vasthouden in tijden van droogte, maar tegelijkertijd plaatselijk weinig water doorlaat, waardoor plassen ontstaan.
Doordat de grond zo zuur was werd hij minder gebruikt voor akkerbouw. Veengebieden zijn zijn daarom honderden jaren vooral als weidegrond voor vee gebruikt. Dat betekent dat ze vaak stevig zijn aangestampt. Die aangestampte plekken in het veen zorgen voor ondoorlaatbare plakken met badkuipeffect.

Onder water beter voor het klimaat
Gedroogd veen bevat veel koolstof en werd daarom vaak afgegraven en in de vorm van turf als brandstof gebruikt. Turf bevat even veel koolstof als bruinkool. Ook werden er dijken mee aangelegd, de sponsachtigheid kwam dan goed van pas. Bij grote droogte kunnen de dijken dan zo licht worden dat ze breken, zoals bij de dijkbreuk in Wilnis. Door inpoldering en bemaling werd de waterstand kunstmatig verlaagd en kwam het veen droog te liggen. Daardoor klinkt de aarde snel in, en verdroogt en verteert erg snel. Veengrond die weer begint te verteren doordat hij droogvalt, kan veel CO2 produceren. Vandaar dat veel natuurbeheerders het veen graag wat natter willen houden met het oog op het klimaat en tegen de bodemdaling. Naar schatting zorgen verdrogende venen wereldwijd voor 5% van totale CO2 uitstoot. Om het klimaatprobleem te helpen oplossen zouden wij eigenlijk het beste onze tuinen weer onder water kunnen zetten en aan natte landbouw gaan doen.

Voor- en nadelen van veen
Veengrond is dus eigenlijk erg vruchtbaar, en eenvoudig te bewerken, omdat je er gemakkelijk een spa insteekt. Het nadeel is dat hij vrij zuur is. De zuurgraad van je grond is belangrijk, elke plantensoort heeft en voorkeur voor een bepaalde zuurgraad of pH-waarde (hoge pH is weinig zuur, lage pH is veel zuur). Die zuurwaarde bepaalt de chemische reacties waarmee meststoffen in de grond worden omgezet. Als de grond te zuur is (ph kleiner dan 4,5) dan kunnen je planten de elementen niet “verteren” en komen er minder bacteriën voor in de grond. . Als je grond te basisch of kalkrijk is (pH groter dan 6) worden de voedingstoffen te gemakkelijk opgelost en spoelen ze uit. Over het algemeen is een Ph waarde van 5,5 of meer een goede omgeving voor de meeste planten. Zandgronden zijn meestal wat zuurder en kleigronden wat kalkrijker. Onze wat zure veenbodem heeft als voordeel dat sommige planten zoals rododendrons, azalea’s, pieris, krentenboompjes, varens en Japanse esdoorns het heel goed doen. Hortensia’s blijven makkelijker blauw. Rozen en andere kalkminnaars zijn vaak wat lastiger te kweken.
De veengrond blijft ook in het najaar wat makkelijker warm dat levert wat langer groei op. In het voorjaar blijft hij daarentegen wat langer koud, omdat het veen zo vochtig is, dus komt alles wat later op gang.
Nadeel is dat veen makkelijk inklinkt en uitdroogt in droge periodes. Deze zomer had ik diepe scheuren in mijn grasveld. Ook hebben wij last van een vrij hoge grondwaterstand, zo’n 30 cm. Bomen wortelen daardoor, om niet te verdrinken, erg breed en erg oppervlakkig en waaien daarom makkelijk om. Elzen en wilgen zijn bomen die zijn aangepast aan veengrond door hun uitgebreid vertakte wortelstelsel kunnen ze zich staande houden. En ze kunnen er goed tegen om gedeeltelijk met hun wortels onder water te staan. Ook bebouwing heeft het moeilijk op onze slappe veengrond. Als je bij ons op de tuin een stevige sprong maakt voel je het veentapijt onder je voeten golven. Dat soort bewegelijkheid is moeilijk bij te benen voor stenen huisjes en betonnen funderingen, die bewegen niet mee en gaan scheuren.

Ophogen of mulchen
Door het inklinken van de grond moet je je tuin regelmatig ophogen. Als je dat in één keer te veel doet (30 cm is al te veel) overleven je planten het niet. Ze stikken als het ware, omdat hun wortels niet snel genoeg naar boven kunnen groeien om bij de zuurstofrijke grond te komen. Daarom is het elk jaar aanbrengen van een laagje compost (max 10cm) of het composteren aan de grond van de kruidlaag in mijn ogen een veel handiger systeem. Je hoogt zo elk seizoen de aarde beetje bij beetje op. Al het “tuinafval” fijnknippen en op je aarde strooien helpt, het is makkelijker dan composteren in een bak en daarna weer uitstrooien (mulchen).

Zout
In Nederland is verzilting, het zouter worden van de aarde een steeds groter probleem. Dat komt door zout kwelwater dat van onderen af in de grond komt. Bij te veel zouten in de grond, zuigt de grond als het ware het vocht uit de wortels en verdrogen de planten. Er zijn ook planten die heel erg houden van wat zoutere grond, maar als tuinier is het wel een uitdaging.

Testen
Als je precies wilt weten hoe het met de bodem in je tuin gesteld is, kun je een aantal monsters nemen en die laten testen. Je kunt dan te weten komen hoe het staat met de zuurgraad en met de hoeveelheid voedingsstoffen en mineralen. Het beste is meerdere monsters te nemen op verschillende plekken. Door allerlei lokale toevoegingen kunnen er verschillen zijn. Ook halen sommige bomen en planten bepaalde mineralen meer uit de grond dan andere. Coniferen vreten bijvoorbeeld magnesium.
Het beste moment is in het vroege voorjaar of in het najaar. Steek je spa zo diep als je planten wortelen. Voor gras is dat maar een centimeter of 10, voor de meeste planten een centimeter of 30 en voor bomen toch wel gauw 50 centimeter (hoewel je dan bij ons al snel in het grondwater zit). Vermeng de aarde van boven tot onder in een emmer en vul van elke plek een zakje van een half pond. Er zijn bedrijven waar je het heen kunt sturen (zie bijvoorbeeld in in de Vroegop, en ook Gaiabodem, AVVNWelkoop en eurofins-agro) of in de betere tuincentra doen ze het voor je.

Goede chemische balans

Macro-elementen
Een goede test geeft je informatie over het gehalte macro-elementen in je grond. Dat zijn ook de afkortingen die altijd op kunstmestzakken staan. Macro-elementen zijn de belangrijkste voedingstoffen voor je planten. Het gaat dan om calcium (Ca), magnesium (Mg), Kalium (K), zwavel (S), fosfaat (P), stikstof (N), en natrium (Na). Kunstmest bevat vooral N, P en K. De bodem in onze tuinen zit er door jarenlange bemesting meestal vol mee. Ook ons slootwater heeft een hoog gehalte aan fosfaat en stikstof. Dat betekent dat er kennelijk veel meststoffen wegspoelen.
Behalve eten voor je planten zorgen de mineralen ook mede voor de structuur van je grond. Calcium zorgt voor wat meer lucht in de bodem, Kalium en Magnesium maken de bodem juist wat dichter.

Micro-elementen
Verder bevat de grond sporenelementen, stoffen waar je planten veel minder van nodig hebben, die worden wel micro-elementen genoemd. Dan gaat het om Boor (B), Koper (cu), Mangaan (Mn), Kobalt (Co), Silicium (si), Zink (Zn), IJzer (Fe) en Molybdeen (Mo).
Niet alleen zijn ze goed voor je planten, maar ook voor jezelf. Als je groente kweekt in je tuin wordt de voedingswaarde mede bepaald door deze micro-elementen. Als je vaak kunstmest toevoegt heb je kans dat het NPK gehalte van je bodem wel in orde is, maar dat juist deze micro-elementen uitgeput raken. Compost is veel veelzijdiger van samenstelling dan kunstmest en daarom beter voor de bodem.
Je kunt ook vaak aan de planten die er wel of niet willen groeien wel afleiden hoe het met de mineralen in je grond is. (Lees ook het stuk van de tuinheks over “praten met planten” op de website nog eens na, daar stond in hoe je aan afwijkingen in het blad kunt zien wat je grond nodig heeft). Brandnetels bijvoorbeeld betekent (te) veel stikstof, (te) veel voedsel. Het fijne is, dat lost zichzelf ook weer op. Brandnetels halen de stikstof ook weer uit de grond. Maai ze geregeld af en maak er brandnetelgier van, giet dat uit over jonge aanplant. Die wordt daar weer sterker van en het is goed tegen de luis. Of laat ze staan, als waardplant voor vlinders. Na een aantal jaren hebben ze het te veel aan stikstof “opgevreten” en zichzelf overbodig gemaakt en verdwijnen ze spontaan. Je kunt ze ook verstikken door er tijdelijk zwart plastic over te leggen. Ook van smeerwortel kun je geweldige gier maken. Veel bramen betekent ook dat je grond erg voedselrijk is.
Heide daarentegen is van nature een bewoner van voedselarme wat zure grond. Margrieten zijn ook geweldige armoedzaaiers en nemen genoegen met grond waar weinig voedsel in zit. Een goede plantengids kan je helpen om aan de hand van de plantensoorten die het goed doen te kijken wat voor soort grond je hebt.

Ik had dit stuk net geschreven toen ik de cursus “gezond moestuinieren” (georganiseerd door onze onvolprezen uit&tuinclub) volgde bij Janneke Tops. Ik heb nog hier en daar wat tips van haar kunnen opnemen. Zij heeft ook een aantal van de bijgaande illustraties verstrekt. Wil je meer weten, volg dan een cursus bij haar, erg leuk en leerzaam. Meer informatie op: www.gezondmoestuin.nl.

 

Iris