Toch nog een populariteitspoll gewonnen
We meldden al dat insecten geen populariteitspoll gaan winnen. Vandaar dat het kenniscentrum insecten en de Nederlandse Entomologische Vereniging samen met de Stichting Taxon een soort Paralympische spelen voor insecten hebben georganiseerd. Vijf insecten werden op de shortlist gezet, uit een longlist van 30.
Dat woord longlist is een zware overstatement als je weet dat er zeker meer dan 20.00) soorten insecten in Nederland zijn en zeker een miljoen op de wereld en dat de aantallen door nieuwe ontdekkingen nog dagelijks groeien. Schattingen gaan ervan uit dat er in werkelijkheid circa vijf miljoen soorten zijn. Dik tachtig procent van alle diersoorten is insect. Daarvan vormen er ongeveer vijfduizend soorten een probleem voor mens. Dat is 1 promille. Een op de duizend soorten is lastig voor ons en toch geven wij ze zo’n slechte naam en roeien we ze zonder en traan te laten uit.
Die insecten op de shortlist kregen allemaal een mensenambassadeur in de vorm van een BNer die hen moest promoten.
Winnaar: snorkelende bijter
Met 53% van de stemmen heeft de waterschorpioen de verkiezing van Insect van het Jaar 2022 gewonnen!.De waterschorpioen doet denken aan een schorpioen met zijn grijparmen en vaak omhooggerichte “staart”, maar het is natuurlijk geen schorpioen. Het is een wants. Zijn staart is ook geen staart. Die lijkt ook wel een beetje op een angel, maar dat klopt ook al niet. Het is een soort snorkel, waarmee hij ademhaalt, terwijl hij langs oevers net onder het wateroppervlak zit. Heel onschuldig dus. Het venijn zit bij dit insect aan de voorzijde. Hij heeft stekende en zuigende monddelen. Daarmee kan hij kleine prooidieren eten, zoals visjes, maar ook veel muggenlarven. De waterschorpioen vertrouwt op zijn camouflage om zichzelf te beschermen, want hij lijkt een beetje op een blad dat in het water drijft. Hij beweegt ook nauwelijks. Als je hem toch vindt en vastpakt, kan hij zichzelf verdedigen door die prikkende monddelen in je vinger te steken.
Tweede: zingende graver
Met 19% van de stemmen werd de veenmol tweede. De veenmol is een krekelachtige met een dik halsschild en sterk verbrede voorpoten voorzien van klauwen die lijken op die van een mol. Het is ons grootste insect. De klauwen hebben ook dezelfde functie: de veenmol graaft er gangen mee in de grond en woont daar in. Daar, vlak onder de oppervlakte, gaat een geile veenmolman zitten zingen. Geluidsgolven planten zich echter niet goed voort in de bodem, dus zijn liefdeslied zou slecht hoorbaar zijn als deze dieren geen truc hadden verzonnen. Aan de ingang van hun hol maken ze een of meerdere hoornvormige openingen, waardoor het geluid van over elkaar wrijvende vleugels versterkt wordt. Op die manier trachten ze vrouwen te verleiden een bezoek te brengen aan hun gangenstelsel. Het geluid lijkt wel op dat van een vogel.
De meeste insecten leggen eieren en de jongen zoeken het daarna zelf maar uit, maar niet die van de veenmol. De vrouwtjes verzorgen hun eieren door ze te “likken” om schimmels te verwijderen. Als die eieren eenmaal zijn uitgekomen, bewaakt ze het nest met haar pasgeboren kroost. Veenmollen en tuinders zijn geen vrienden. Veenmollen knagen namelijk aan de wortels van planten, bijvoorbeeld gras. Ze zijn wel weer voer voor vogels.
Derde: juffrouw met tiny house
Met 11% van de stemmen moest de kokerjuffer genoegen nemen met een derde plaats. Het zanddakje is een kokerjuffer, wat de benaming is van een jonge schietmot. Schietmotten zijn geen echte motten. Ze lijken wel een beetje op nachtvlinders, maar hebben haren op de vleugels in plaats van schubben. Volwassen schietmotmannen vliegen in zwermen rond op zoek naar vrouwen. Na het paren zet de vrouwelijke schietmot haar eitjes af in water. De larven die daaruit komen, heten dus kokerjuffers. Ze worden zo genoemd omdat veel soorten kokers of huisjes maken die enige bescherming bieden aan hun weke achterlijf. Dat achterlijf heeft kieuwen waarmee zuurstof wordt opgenomen als de larve bewegingen maakt in de koker om zo het water daarin te laten stromen. De voorkant van kokerjuffers is minder teer. De stevige kop wordt gebruikt als deksel wanneer de larve zich in de koker terugtrekt bij gevaar. Dreigt er geen gevaar, dan komen de kop en zes pootjes uit het huisje en wandelt de kokerjuffer over de bodem op zoek naar voedsel, dat kan bestaan uit planten, algen, organisch afval en prooidiertjes. Dat huisje wordt dus door de kokerjuffer zelf gemaakt. Het zanddakje gebruikt spinsel uit klieren in de kop om een fragiel ogend kunstwerkje van zandkorrels te bouwen, met een afdakje boven de kop. Het geheel valt volledig weg tegen de ondergrond.
Vierde: schrijvertje met brede blik
Nipt verslagen door de juffrouw is het groot schrijvertje met 9% van de stemmen. Het groot schrijvertje is een kever die in het water leeft. Deze kevers zien meerdere lagen. Ze hebben namelijk ogen die in tweeën gespleten zijn, waarbij de bovenste helft boven water kan kijken en de onderste helft eronder. Die splijting is volledig: tussen de twee helften van een oog is de spriet ingeplant. Door in twee werelden tegelijk te kijken, kunnen ze prooien aan beide kanten van het wateroppervlak zien aankomen, maar ook roofdieren die het juist op hen gemunt hebben. Voor die roofdieren zijn ze bijna ongrijpbaar, want schrijvertjes zijn glad en snel en duiken onder als ze zich bedreigd voelen.
Deze kevers zwemmen in groepen en draaien daarbij steeds om elkaar heen. Ze zwemmen snel rond, peddelend met hun midden- en achterpoten. De voorpoten gebruiken ze om prooien te grijpen: kleine diertjes die op het water vallen of waterdiertjes die onder het wateroppervlak zwemmen.
Het schrijvertje is natuurlijk ook bezongen als “krinkelend winkelend waterding” door de dichter Guido Gezelle in zijn gedicht Schrijverke:
….
Wat zijt gij och, blinkende knopke fijn,
Dat nimmer van schrijven zijt moe?
Gij loopt over ’t spegelend water klaar,
En ’t water niet méér en verroert
Dan of het een gladdige windtje waar,
Dat stille over ’t waterke voert.
O schrijverkes, schrijverkes zegt mij dan, –
Met twintigen zijt gij en meer,
En is er geen een die ’t mij zeggen kan:-
Wat schrijft en wat schrijft gij zoo zeer?…..
Vijfde: hekkensluiter kikkerbillenbijter
Onbegrijpelijk, ondanks de allermooiste insectennaam is de kikkerbillenbijter met 8% van de stemmen slechts 5 de geworden. Dat moet wel komen door het ultra rotte imago van muggen in het algemeen. De kikkerbillenbijter is een steekmug, maar wij hebben er niets van te vrezen. Ze steekt ons niet. Bijzonder aan deze mug is dat zij beter kan horen dan ruiken. Ik zeg zij, want mannelijke muggen bijten nooit. Het zijn de vrouwen, want zij hebben bloed nodig om hun eieren te laten rijpen. Die eieren leggen ze daarna in het water, waar algen groeien die eten de larven als ze uitkomen.
De meeste muggen vinden een bloedmaaltijd door het CO2 (koolstofdioxide, een berucht broeikasgas) te detecteren dat warmbloedige wezens, zoals wij, uitademen. Maar niet de kikkerbillenbijter die wordt meer aangetrokken door het gekwaak van kikkers. Wetenschappers hebben dat getest door opgenomen kwaakjes te laten horen, waar de muggen op afkwamen. Andersom wordt deze mug zelden gelokt door CO2-vallen, die gebruikt worden om te onderzoeken welke steekmuggen ergens voorkomen. Hierdoor wordt de kikkerbillenbijter erg weinig gezien, terwijl ze eigenlijk overal wel aanwezig is.
De tekst voor dit artikel komt deels van de website van de Taxonfoundation.