Ton wist dat het een eenzame bezigheid zou zijn om de strijd aan te gaan met het kroosvaren en eendenkroos, dat woekert in de sloten van ons tuinpark. ‘Je zal die strijd alleen nooit winnen’, zei Wil Daanen al in de zomer van het jaar 1999. Overdenkingen van een kroosharker.
We stonden in de Fazantenlaan te kijken hoe er werkelijk een gesloten tapijt over de sloot lag. Een tapijt waardoor vele jaren later één van de honden van mijn buren in de sloot verdronk, omdat het beest dacht dat dit een groen gekleurd pad was. De buren zelf waren niet thuis en niemand heeft het geblaf van de hond gehoord toen die ten onder ging. Pas een week na de verdwijning werd het hondenkadaver in een sloot verderop gevonden. Ik heb me altijd gerealiseerd dat de geslotenheid van de sloot aan het wateroppervlak er voor zorgt dat onder het wateroppervlak geen straaltje licht komt. De sloten op Sloterdijkermeer zijn, waar kroos groeit en bloeit, zo dood als een pier.
China
Uit een e-mailbericht van Jaap en Annet op 21 mei:
Kroosvaren is een exoot. Je raakt het niet makkelijk kwijt. De enige kans om het definitief kwijt te raken is stug doorscheppen en dan met wat mazzel eens strenge vorst erover. Eendenkroos, een exoot uit China, komt hier voor sinds 1840. Ook dat verhindert lichtinval in de sloot. Beide soorten kroos nemen voedingsstoffen op uit de sloot. Met uitscheppen voer je dus ook voedingsstoffen uit het water af en dat is mooi meegenomen. Door het afvoeren van voedseloverschot komt er meer leven in de sloot. En kroos kun je prima composteren.
Ooit, wist ik, zou ik me nog eens in de problematiek van het kroosvaren op de sloten verdiepen. En het e-mailbericht van Jaap en Annet dit jaar over het werkbezoek van de waterecoloog herinnerde me aan dit voornemen. Door mijn pensionering in juni 2019, kon ik het voornemen een praktische uitvoering gaan geven. In navolging van Jaap en van nog een paar tuinders op ons park, besloot ook ik een poging te wagen het stukje sloot achter mijn huisje kroosvrij te gaan houden.
Vijftien kruiwagens
Ik bond vijf dikke bamboestokken van 2.70 meter bij elkaar met een ty-rap (kabelbinder) en legde die bundel dwars in de sloot. Aan weerskanten van die rol zette ik stokken in het water, zodat de bundel met het peil van het water meedreef. Een tweede bamboebundel kwam aan de andere kant van mijn slootje en door deze begrenzers kon ik de sloot met een zelfgemaakte regel (ook weer een bamboebalk) schoonvegen. Ik stuurde de regel in de breedte met een hark door de sloot en op de plaats waar het kroos samenklonterde, kon ik met een omgekeerde bladhark dikke lagen kroos uit de sloot scheppen. Ik heb er een telescoopstok bij gekocht, zodat ik met de bladhark tot aan de overkant kon komen. Het kroosvaren schudde ik van de hark af in mijn kruiwagen en de kruiwagen maakte ik leeg door het kroos in een plastic plantenpot over te hevelen, waardoor het water er aan de onderkant uit loopt. Als het water weggelopen is, dump ik het kroos onder de heg. Dit afgelopen seizoen heb ik zeker vijftien kruiwagens kroos geoogst.
Waterding
En … heeft het wat opgeleverd?
Ik zeg hier voluit ‘ja’, maar het is niet het ‘ja’, waar ik zelf op zat te wachten. Het is ‘nee’ omdat de kroosschepactie zo in je eentje, bijna zinloos is. De sloot schoon houden was hard werken. Binnen een week was het oppervlakte van mijn geschoonde sloot bijna weer net zo dicht als dat van de buren. En om mijn begrenzers kroosdicht te maken had ik een beverdam moeten optrekken. Dat zat er in de sloot tussen mij en de (over)buren (nog) niet in. Op mijn drijvende latten en balken ging voortdurend de hele ploeg eenden staan, die de sloten achter de Wielewaallaan bevolkt.
De niet overvolle sloot bleek een prachtige eenden wasplaats te zijn en alleen daarom al zeg ik toch voluit ‘ja’ op de vraag of al het kroosvaren scheppen wat heeft opgeleverd. Eenden zijn plezierige vrienden, soms een beetje brutaal. En ze ruziën wat af.
Waterspiegeling
Ook de waterspiegeling bracht me veel vreugde. In augustus zag ik er voor het eerst libellen over scheren en af en toe kroop een kevertje over het hier en daar glimmende wateroppervlak. Ik moest aan het gedicht ‘Het Schrijverke’ denken van Guido Gezelle dat met de magnifieke regel begint:
O krinklende winklende waterding, met ’t zwarte kabotseken aan,
Escher
Maurits Escher, Nederlands twintigste eeuwse grootste graficus kwam in mijn gedachte voorbij met bijgaande prachtige litho.
Maar de vis, die jullie op de litho zien zwemmen, heeft mij nooit toegelachen. Er zwemmen geen vissen meer in de met kroos vloerbedekte sloten van Sloterdijkermeer.
De illustratie van Escher is een verhaal apart. Ik pluk de tekst van internet:
(https://www.escherinhetpaleis.nl/escher-vandaag/drie-werelden/}
De prent is het resultaat van een van de vele wandelingen die Escher maakte in de bossen rond zijn woonplaats Baarn. Hij genoot van de stilte en van de schoonheid van de natuur. Die stilte en schoonheid werden wat hem betreft het beste geïllustreerd door de plassen en poelen die hij tijdens zijn wandelingen passeerde. Alleen als het echt stil is, reflecteert de waterspiegel de natuur in perfecte symmetrie. Water heeft de bijzondere eigenschap dat het gelijktijdig transparant én weerspiegelend kan zijn.
Drie werelden is de laatste van drie prenten waarin de wereld is gereflecteerd in water. (…)Het spiegelende oppervlak in Drie werelden doet ogenschijnlijk niets anders dan de werkelijkheid weergeven. Maar dan wel een werkelijkheid die bestaat uit drie werelden. Een wereld boven het water (de drie bomen), een wereld op het water (de bladeren) en een wereld in het water (de vis).
Hoe eenvoudig deze litho in eerste instantie ook lijkt, dat is hij natuurlijk niet. Drie werelden is het resultaat van een uitgebreid denkproces, vele schetsen en een meesterlijke beheersing van de materie. De vis heeft Escher meerdere malen getekend en hem op verschillende manieren gedraaid totdat hij tevreden was. Het is een fantasievis die nog het meest op een Japanse sierkarper lijkt. Je treft ze in geval niet aan in plassen in het bos. Escher zocht naar een archetype, een vis die direct herkenbaar is als ‘vis’ en als bewoner van deze wereld onder het wateroppervlak. De bomen, die zich buiten ons blikveld bevinden maar door hun reflectie toch daarbinnen opduiken, waren wat dat betreft eenvoudiger. Hij toont hun contouren, zonder bladeren en zonder herkenbare details. Ook dit zijn archetypen. De bladeren accentueren het wateroppervlak. Iets dat hij versterkt door elk blad een schaduwrand te geven waardoor ze lijken te zweven op het water. Ze zijn vers gevallen en zullen uiteindelijk in de diepte verdwijnen, in de andere wereld.
Met zijn allen
Ik was werkelijk blij dat het scheppen van kroos me weer terug bij Guido Gezelle en de litho van Escher bracht. Beide kunstwerken zijn een lofzang op de waterspiegel.
Ik overdacht dat het kroosprobleem, een probleem is dat wordt veroorzaakt door voedseloverschot. Voedseloverschot dat weer wordt veroorzaakt door het (onnodig) mesten van onze tuinen.
Ik realiseer me ook dat in je eentje als tuinder het maar beperkt zin heeft om kroos te scheppen, het is Sisyfusarbeid. Maar als we het allemaal gaan doen heeft het wel zin. Dan scheppen we al het voedseloverschot langzamerhand uit de sloot en dan komt er weer leven in onze sloten.
Tijdens een herfstwandeling met mijn vrouw door het Amsterdamse Bos was ik na deze overdenkingen optimaal toegerust om onderstaande foto te maken. De reiger, die op een tak zat, kreeg ik er bij cadeau.
Tekst en foto: Ton