Exotische immigranten helemaal uit Australië aan komen waaien..

Op 11 juli van dit jaar hield Arend Wakker op uitnodiging van de commissie Uit en Tuin een lezing over de ecologische hoofdstructuur, de EHS.

Reizende natuur

Arend werkt parttime bij de hortus, hij is opgeleid als geoloog, werkt als
automatiseerder en is plantenman. Hij heeft een bos loof van allerlei planten bij zich die hij verzameld heeft voor hij ons clubgebouw in kwam: “Siberische berenklauw, bamboe uit Azië, hosta uit Japan, kastanje uit de Balkan. Bij de poort groeit Bezemskruiskruid uit Zuid Afrika, meegekomen met woltransporten vanuit Frankrijk. Soms zijn planten bewust door mensen verhuisd uit hun oorspronkelijke woonplaats, maar vaker zijn ze per ongeluk met in vachten en kleding met schepen, treinen, en vliegtuigen meegekomen en zich hier thuis gaan voelen. Japanse duizendknoop heeft ons bereikt waarschijnlijk via wortelstokken of klonen van een vrouwelijke plant. Onze konijnen komen oorspronkelijk uit Spanje en zijn door de Hollandse adel hier naartoe gehaald als jachtwild. Daarom zitten ze met name in de duinen. En nu dan in de dijklichamen in het westelijk haven gebied en op verkeersknooppunten.

Op de Nieuwe Keizersgracht is in 2010 een cicade, de Mannacicade, aangetroffen. Normaal komen die alleen in zuid Europa voor. De iep waar ze op zaten kwam uit Zuid-Frankrijk en was aangeplant bij de Hermitage. Jarenlang hadden we last van iepenziekte.. Dat is een bacterieziekte uit Azië en komt hier door een kever die de bacterie meebrengt en die in de holle ruimte tussen schors en stam zijn eieren legt. Daarna komt hij uit de boom en sterft. Hij kwam waarschijnlijk begin 20 ste eeuw mee met houtzendingen uit Batavia. De resistente bomen, de ulmus resistus die we nu hebben, hebben genen uit Japan en Siberië. Ze worden in de VS gekweekt en komen met kluit hier naar toe en zijn daarna in Frankrijk verder opgegroeid. Waarschijnlijk zijn de larven van die cicade met de kluit van de iep meegekomen uit Zuid-Frankrijk.

Bacteriewereld

Er is in de natuur sprake van een grote verscheidenheid aan soorten. De
verscheidenheid in genen is nog veel groter. Soorten zijn makkelijker te meten dan genen. Er bestaan zo’n 2 miljoen soorten levende wezens en 1 miljoen daarvan zijn insecten. Waarschijnlijk zijn er veel meer soorten, misschien wel 30 miljoen. De meeste zoogdieren zijn wel beschreven, maar bijvoorbeeld insecten een stuk minder.
Er worden nog dagelijks nieuwe soorten gevonden en echt niet alleen in de
binnenlanden van Afrika, maar gewoon hier in Nederland.
In Amsterdam leven bijvoorbeeld alleen al 10.000 soorten insecten. We leven eigenlijk in een insectenwereld. Dan rekenen we voor het gemak de bacteriën even niet mee, die onderscheiden we (nog) niet in soorten. Waar leven is, daar zijn bacteriën. Waar leven dood gegaan is, zijn altijd schimmels en bacteriën. Zelfs in een spoortje van water op 10 km diepte daar zijn bacteriën, zelfs in de ijskappen van de Noordpool zitten ze. De grootste biomassa in gewicht wordt gevormd door bacteriën.
Biomassa: alle levende wezens vallen eronder. De 1,5 kilo aan bacteriën in ons lichaam horen er ook bij. Misschien is het nog meer waar te zeggen dat we leven in een bacteriewereld.

Maden en dood vlees om te verleiden

We leven in ecosystemen. Al het leven heeft ander leven nodig. Processen die
biodiversiteit voortbrengen zijn: de plaats en omgeving (brand, droogte, of
vernatting bijvoorbeeld), de evolutie (dat is de ontwikkeling van eigenschappen als reactie op de omgeving en in competitie met anderen) , de ecologie (dat is het samenspel met het overige leven), en de tijd. Op sommige plekken is de verscheidenheid groter. Dat zijn zogenaamde hotspots. Die bevinden zich vooral daar waar geen ijstijden geweest zijn, geen ijskappen. Ze liggen veel in het midden van de aarde, rondom Middellandse zee bijvoorbeeld.
Noord Amerika en Noord Europa zijn relatief soortenarme gebieden, omdat die pas kort zonder ijskap zijn. De Andes, het Amazonegebied, Indonesië, Thailand, Madagaskar, de Kaap zijn lang stabiel geweest. Kaapstad ligt midden in zo’n gebied en bij elke stadsuitbreiding sneuvelt er wel weer een soort. Idem in Sao Paulo. Rivieren zijn een bepalende factor door het scheiden van leefgebieden, of bergketens en woestijnen. Zo ontstaan gefragmenteerde leefgebieden waar soorten zich los van elkaar ontwikkelen in verschillende richtingen.
Van de 300.000 planten is één op de tien een orchidee. Er zijn er veel die alleen in een bepaald gebied voor komen. Bijvoorbeeld 3200 soorten, dat is 10 procent, komen er voor op Borneo, 95 procent daarvan komt alleen maar daar voor. Veel zijn er paars of purper, dat kan goed gezien worden door insecten en trekt hen aan. Orchideeën produceren geen nectar, ze moeten met list en bedrog insecten lokken. Ze imiteren bijvoorbeeld de vrouwtjes van de insecten, of ze imiteren maden of dood vlees, voor aasvliegen. Ze ontwikkelen variatiemogelijkheden door de verschillende bloembladen die ieder afzonderlijk kunnen ontwikkelen in kleur en vorm. Zo maken ze meer kans om te overleven. Geologisch actieve gebergten zorgen bijvoorbeeld ook voor veel aparte klein leefgebieden. De soortvorming wordt opgejaagd, doordat ze zich moeten aanpassen.

Korreltjes

Waarom is soortenrijkdom belangrijk ook voor ons als mens? Denk aan de
voedselproductie. Ze wilden rijst kweken in Afrika, die moest zout bestendig zijn. De experimenten waren niet zo succesvol. Iedereen was over gegaan op Aziatische rijst, die bracht daar niet veel op. Die vereist veel zorgvuldigheid in de teelt, dat was lastig in Afrika. De genetische variatie die er ooit was in de Afrikaanse rijst bestond eigenlijk niet meer, verdreven door de Aziatische rassen. Toen is die Afrikaanse rijst er via Suriname wel weer teruggekweekt.
Slaven hadden korreltjes rijst meegenomen voor begrafenisrituelen. Gevluchte slaven namen die mee op hun vlucht en zaaiden die uit. Dankzij die kleine veldjes kon de Afrikaanse rijst weer terug naar Afrika. Het is belangrijk om voedselgewassen te kunnen ontwikkelen die bestand zijn tegen ziektes of nieuwe omstandigheden. Er is sprake van verzilting in grote delen van de wereld, dat betekent een probleem voor de landbouw. Nu is er een kool gekweekt, een zouttolerante plant en die stamt af van de wilde zeekool. De helt van onze medicijnen komt uit de natuur. Het heeft dus zin om die biodiversiteit te behouden.

Wolven en knoflookpadden

Echte natuurgebieden in Nederland zijn het duingebied en de Veluwe. Verder zijn het losse vlekken, vlekjes eigenlijk, die zijn te klein. Wegen, industriegebieden etc fungeren als scheidslijnen. Door die scheidslijnen kunnen populaties niet aangevuld worden. De ecologische hoofdstructuur probeert die losse natuurgebiedjes aan elkaar te koppelen via verbindingsgebiedjes. Het gaat om bosrandjes, akkertjes en bijvoorbeeld volkstuinen.
Cultuurlandschap vaak, beheerd door mensen, Ook ecoducten vallen er onder: tunneltjes onder spoorwegen en snelwegen. Voor aal, maakten ze tunnels onder doorgaande wegen, ze legden planken boven de kanalen voor wezels. De aanleg IJburg was bijvoorbeeld een kink inde kabel. Het ligt in een belangrijk gebied voor watervogels. Er loopt een zoutstroom tot aan deOranjesluizen, daar is een vissen omweg aangelegd. Zo kunnen dieren trekken, slangen, vlinders en padden bijvoorbeeld, en zich vermengen. Zo kunnen er meer soorten blijven bestaan en wordt biodiversiteit behouden. We zetten ook weer dieren uit die bijna of helemaal waren verdwenen. Artis kweekt knoflookpadden en zet ze uit, ook kweken ze korenwolven. Er is ook nog een provinciale ecologische hoofdstructuur, de PEHS. Daar vallen bijvoorbeeld de Brettenzone, de struinpaden langs de Amstel, en het behoud van de scheggenstructuur van Amsterdam onder.
Die laatste zorgt voor de verbinding met de natuur met de IJ-oever. IJburg vormt de verbinding met waterland. Door de EHS en de PEHS hebben we nu weer kademuren met zeldzame muurvarens, kunnen we haring vangen in het IJ. De EHS levert wat op. Wolven bijvoorbeeld, grapt er iemand. Inderdaad zegt Arend, dat zou mooi zijn.
We hebben de natuur nodig voor voldoende zoet water, voor hout, voor gezondheid en recreatie, voor voedsel, als bestrijders van plagen, voor koolstof vastlegging en zuurstofproduktie, voor bestuiving van onze landbouwgewassen en voor waterregulatie, als reinigend vermogen, in kringloop van voedsel en mest en afval.

Wat u kunt bijdragen als volkstuinders? Nederlandse planten kiezen, uit heemtuinen, bijvoorbeeld het Thijssepark in Amstelveen, ook de heemtuin in Zaandam. Goed in de bermen kijken, en daar zaad verzamelen en verspreiden. Zo min mogelijk bestrijdingsmiddelen gebruiken. Geleidelijke overgangen maken in uw tuin van hoger naar lager, wat droger en wat natter, geleidelijke oevers in plaats van steile.”

Iris