Boerin zoekt fans

Een pleidooi voor hardwerkende, ongeëmancipeerde, moralisten die je makkelijk thuis kunt houden

Kunstenaar of bouwvakker
Kent u het slot nog van de fabel van de krekel en de mier?

“Wat deed je toen de zon nog straalde

En ik mijn voorraad binnenhaalde?”

“Ik zong voor jou,” zei zacht de krekel.
”
Daaraan heb ik als mier een hekel!

Toen zong je en nu ben je arm. 

Dus dans nu maar, dan krijg je ‘t warm!”
Het moraal: 
Wie leeft van kunst gaat door voor gek.

Vaak lijdt hij honger en gebrek.

Ik moet zeggen ik ben ook niet direct gevallen voor de mier. Nare moralistische typjes, vond ik het. En dan Truus de mier uit de fabeltjeskrant, een neurotische schoonmaakster. Bovendien ze steken of bijten, ze ondermijnen je terras en kruipen op je boterham met jam. Maar ook hier is weer sprake van een haatdier om van te houden. Achter zijn harde pantser verbergt hij (of liever gezegd verbergt zij) ongekende kwaliteiten. De meeste mieren die we zien zijn vrouwtjes: ongevleugelde werksters. En werken doen ze. Ze zijn bijvoorbeeld soldaat, of liever gezegd bouwvakker. De soldaten gebruiken hun grote kaken namelijk vooral voor het knagen van gangen en het maken van kamers. In een mierennest onder de grond zitten bijvoorbeeld een koninginnekamer, dat is de kraamkamer. Verder zijn er voorraadkamers, ziekenkamers met heuse verpleegsters, afvalkamers, en stallen.

Boerinnen

In die stallen houden de boerinnen (bijvoorbeeld van de gele weidemier) wortelluizen die ze voeden met wortels. Ze melken de luizen. Dat kan op stal, of in de wei, op de plant waar ze op zitten. Luizen zuigen zoetstof uit planten. De mieren trommelen met hun voorpoten op de luizen. De luizen poepen dan wat zoetstof uit. De boerinmier stopt die “honingdauw” in haar krop en brengt het spul naar de voedsters. Soms kan je de kleine mieren zien bedelen om de suiker in de krop van de werksters. De boerinnen beschermen hun vee ook tegen vijanden, zoals lieveheersbeestjes. Sommige mieren kweken ook hun eigen groente. Ze knippen blaadjes in stukken, slepen ze naar hun hol en kweken daar schimmels op die ze kunnen eten.

Mierenneuken

Verder kent de mierenarbeidsverdeling voedsters die de jonge larven en de koningin van voedsel voorzien. Dat zijn vaak de jongste mieren, een soort teenagebabysitters. Dan zijn er ook nog verkenners, die voedsel moeten zoeken, dat zijn vaak oudere werksters. Die kunnen gemist worden, het helpt tegen de vergrijzing. Het is niet zo erg als deze oude vrijsters bij hun gevaarlijke werk omkomen. Er zijn ook mieren die een deel van hun zusters als levende opslagvaten voor honing gebruiken.
De mannetjesmier heeft vleugels, net als de koningin. De enige taak van de mannetjes is om deel te nemen aan de bruidsvlucht. U kent ze wel de klonten vliegende mieren die ineens in grote getale opduiken. De nieuwe koninginnen komen in augustus uit haar nest gekropen en vliegen achtervolgd door botergeile mannetjes zo hoog mogelijk. Wie het hoogste kan vliegen mag de koningin bevruchten. Zo’n bruidsvlucht is dus eigenlijk meer een testvlucht om te zien wie van de mannetjes het sterkste is, en het beste nageslacht zal geven. Na de paring sterven de mannetjes en koninginnen werpen hun vleugels af. De koninginnen zoeken een gaatje in de grond om een eigen nest te beginnen. Ze komen daarna eigenlijk nooit meer boven de grond.

Zonnebadje
In haar holletje legt ze de eerste eieren. Na een paar dagen komen er een soort witter rupsjes met pootjes uit, de larven. De koningin voedt ze uit haar eigen maag. Na weer een paar dagen gaan de larven zich verpoppen. Ze maken mooie witte coconnetjes. In de cocon wordt de larve een pop. Weer na een tijdje kruipen er mieren uit die cocons. Die cocons worden onterecht wel eens voor miereneieren aangezien. Maar miereneieren zijn zo klein dat je ze met het blote oog haast niet kunt zien. Die eerstgeboren mieren moeten gelijk hard aan het werk. Eerst voor de koningin zorgen, die heeft honger. De koningin blijft in haar oval office liggen en legt aan de lopende band eieren. In principe zijn alle eitjes gelijk, maar door verschillend voedsel ontstaan verschillende rollen. Sommige werksters kunnen wel eitjes leggen, maar die worden niet bevrucht. Die eieren leveren alleen mannetjes op, of ze worden opgegeten.
Als de koningin dood gaat, gaat de kolonie ook dood. Soms zijn er in grote nesten, bijvoorbeeld van de rode bosmier, meer koninginnen. De werksters moeten zorgen dat het in het nest precies goed warm en vochtig is voor de volgende generaties. Wordt het te koud of te warm dan gaan de werksters slepen met de cocons en de larven. In de winter houden de werksters op met werken. Ze gaan dieper de grond in, waar het warmer is, en leven van hun voorraden (waar die krekel van mee wilde snoepen). Bosmieren gaan om zich te warmen in het voorjaar zonnen. Zelfs hun koningin waagt zich wel eens aan een zonnebadje.

Sociaal

Mieren zijn insecten, sociale vliesvleugelen, net als bijen en wespen. Eigenlijk stammen mieren af van de wespen. Ze heten sociale insecten omdat ze in een volk of kolonie wonen. Wereldwijd zijn er wel 12000 soorten,en waarschijnlijk kennen we nog niet eens alle soorten. Mieren komen overal op de wereld voor, behalve op de pool. Ze zijn er ook al lang. Ruim 100 miljoen jaar hebben mieren zich al kunnen aanpassen aan verschillende leefomstandigheden van koude en warmte, vocht en droogte. Dat moeten wij nog maar zien te halen als soort. Hun totale biomassa is ongeveer gelijk aan die van de mensen. Per persoon hebben we dan allemaal een equivalent van 1,5 miljoen mieren rondlopen, gelukkig niet allemaal in je eigen tuin.
In Nederland komen ongeveer 60 soorten voor. De meest voorkomende zijn bruine wegmieren. Andere bekende mieren zijn zwarte mieren en de rode bosmier (die trouwens ook zwart kan zijn) . De zwarte en bruine mieren graven graag hun nest onder een steen, die beschermt hen tegen regen en zorgt voor warmte, ook ’s nachts. Dat doet ons terras verzakken. De rode bosmier bouwt bovengronds nesten van dennennaalden. Die kunnen wel een meter hoog worden. Ze bouwen ze zo hoog om wat zonneschijn te vangen in het bos. Mieren sleuren van alles naar hun nest, vaak dingen veel groter dan zijzelf. Zo ontstaan kale sporen: de mierenstraat.
Faraomieren zijn de kleinste mieren van Nederland. Die zijn een beetje verdwaald, ze komen uit de tropen. Ze kunnen niet tegen de kou en komen daarom alleen voor in huizen, vooral in flats.

Designdier

De mier is echt een goed design. Aan alles is gedacht. Wel 6 poten, een kop, een borststuk een achterlijf en een tussenstukje. Ze hebben harde schildjes tegen het pletten. Ze hebben 5 ogen 3 piepkleine en 2 wat grotere, alleen helpt dat niet, want ze zien slecht. Aan hun kop zitten twee schepjes met tandjes er aan, daarmee kunnen ze dingen vastpakken en verslepen. Het zijn echte female bodybuilders. Ze kunnen wel 50 x hun eigen lichaamsgewicht dragen. Tussen hun kaken zit hun tongetje daarmee drinken ze nectar. Dat stoppen in hun ingebouwde rugzak, hun krop. Er zitten kammetjes aan hun voorpoten, daarmee houdt zij haar voelsprieten, eigenlijk haar neus, schoon.
Mieren communiceren via feromonen, dat zijn geurstoffen. Ze kunnen driedimensinaal ruiken: wat, waar en richting. Door geurstof achter te laten vinden ze de weg naar huis. Wie eten vind laat een geurspoor achter, wat weer door anderen gevolgd wordt, waardoor het geurspoor steeds sterker wordt. Ze tellen ook het aantal stappen dat ze genomen hebben en beschikken over een ingebouwd kompas. Ze slaan onderweg herkenningspunten op in hun geheugen. Het zijn geboren spoorzoekers, maar zijn ook makkelijk op een dwaalspoor te brengen. Zet mieren in een kringetje en je hebt een perpetuum mobile, ze blijven maar achter elkaar aanlopen. Of veeg wat weg uit een mierenstraat, of strooi er iets sterk geurends op, en ze zijn de weg kwijt.

Oorlog en slavernij

Een mierenkolonie lijkt soms wel als een superorganisme te opereren, alsof ze intelligent gestuurd worden door een centrale meld- en regelkamer. Mieren van eenzelfde kolonie delen geurstof met elkaar om hetzelfde te gaan ruiken. Wie anders ruikt dan jezelf is een vijand. Met geur kunnen ze ook alarm slaan waardoor alle mieren tegelijk tot de aanval overgaan. Dat betekent steken met een gifangel of bijten en mierenzuur spuiten in de wond. Je kunt maar beter niet de oorzaak zijn van dat alarm dus. Klop met een doosje op een bosmierennest dan gaan de mieren als een gek mierenzuur spuiten. Ruik daarna aan doosje: dropgeur, zo ruikt mierenzuur.
In mierennesten huizen ook allerlei andere diertjes zoals mijten en soms andere mieren, bijvoorbeeld diefmiertjes. Diefmiertjes zijn kleine rakkers. Ze pikken voedsel, eieren en larven van de bosmieren, en ontsnappen dan snel door hun kleine gangetjes waar de rode bosmier te groot voor is. Sommige van de vijanden van de mier vermommen zich als mieren om zo ongestoord op hen te jagen. De slimste vijanden gebruiken propagandaferomenen, een geurstof waarmee ze het alarmsysteem van een kolonie kunnen ontregelen. En wij maar denken dat wij de uitvinders zijn van geavanceerde methodes van oorlog voeren.
Mieren onder elkaar smeren een kleverige stof op de voelsprieten van een tegenstander. Die ruikt dan niets meer, krijgt geen lucht en stikt. Je hebt in Maleisië zelfmoordmieren: die zichzelf kunnen laten ontploffen in de hoop de vijand met deze aanslag uit te schakelen, een soort Al Qaidamier dus. Sommige mierensoorten houden ook andere mierensoorten als slaven. Ze roven eieren en larven en laten die als ze uitkomen voor zich werken. Overigens staan daar regelmatig Spartacusjes op. Die organiseren een opstand en sabotage in het nest van hun meesters. Kortom niets menselijks is de mier vreemd.

Mierenboerderij

Mieren zijn grote opruimers. Ze eten planten, insecten, maar ook kadavers. Ze ruimen ook schadelijke insecten op zoals kevers die bomen kunnen doden en sprinkhanen. Merels kun je vaak een mierenbad zien nemen: ze wentelen zich in een mierennest. De mieren eten dan mijtjes en luizen uit hun verenkleed. Mieren zijn gek op zoetigheid, vandaar het melken van de luizen. Eigenlijk voorkomen mieren vaak dat er nare schimmels en andere ziekteverwekkers op voedselresten komen. Ze beschermen sommige planten ook door de grotere planteneters in hun tong te bijten. Ze helpen zaden te verspreiden door ze te verslepen.
Sommige planten lokken dat uit, doordat ze aan hun zaden zogenaamde mierenbroodjes hebben zitten: kleine aanhangseltjes vol zoetstof. Mieren vormen zelf weer voedsel voor graag geziene gasten in de tuin: vogels. Waar mieren in de grond zitten is het bodemleven veel gevarieerder dan waar geen mieren zitten, zo helpen ze u met tuinieren. Bent u al een beetje van ze gaan houden? Ga dan eens naar de website van mierenboerderij.nl, daar kunt u alles aanschaffen om uw lievelingen thuis te houden: eten, kastjes nestmateriaal, zelfs kuddes mieren. Desgewenst in cadeauverpakking geleverd. Misschien iets voor Sinterklaas?

Geen doos

Wilt nog steeds van ze af? Zet dan in ieder geval geen lokdoos. Mierenlokdozen bevatten gif met nicotine. Alle insecten gaan er aan dood, ook bijen en vlinders. Het gif breekt slecht af in grondwater en zo gaan er ook weer weer vissen, amfibiën en zelfs vogels aan dood. Wat te doen als u ongewenste mieren heeft? In de eerste plaats schoonmaken en schoonhouden. Waar geen eten is zijn ook geen mieren. Goudsbloemen of afrikaantjes planten kan ook. Ook andere dingen met een sterke geur helpen: peper, knoflook, koffiedik, lavendel, rode peper, kaneel. Daarmee verstoor je hun geursporen, je kunt een cirkel rondom je huisje maken. Of de storende geur op een mierenstraat leggen. Wat ook helpt is koper, bijvoorbeeld rondom een tafelpoot. Ze houden ook niet van olie, een kring van olie rondom de tafel helpt. Ook melige dingen zoals talkpoeder strooien helpt, dat kleeft te veel aan hun pootjes.

door Iris